zo'n 120 man, waarvan een gedeelte
genie-personeel, een stuk of vijf hos-
plken, een tiental chauffeurs en wa-
tertechnische mensen en een gedeel
te van de verbindingen, waar ik bij
hoorde. Uiteindelijk werden we ge
dropt bij het dorpje Schuddebeurs.
Daar stond een boerderij op een
terp, de stallen stonden ook op een
verhoging. De bewoners waren geë
vacueerd. In de stallen was stro en
hooi dus daar moesten we in bivak
keren. Even verderop stond een gro
te schuur die van een grossier in al
lerlei soorten vruchten en eieren
was. Na een paar dagen had deze
man kans gezien om een bericht
door te sturen dat we zoveel mogelijk
vruchten enzovoort moesten opeten,
anders zouden ze toch verrotten.
Ons werk bestond uit het met zand
zakken verstevigen van binnendij
ken.
Inmiddels waren er ook vijf zes
motorpompen aangekomen die be
diend werden door de technische
troepen en die deden ook hun werk.
We konden echter alleen met laag
water werken, want als de vloed weer
door kwam lopen, moesten we weer
zo gauw mogelijk naar ons kwartier
terug. Niet zover van ons vandaan
was de buitendijk en daar spoelden
ook lichamen van mensen aan, maar
vooral van dieren zoals koeien en
schapen, en een enkel paard. Daar
waren weer speciale soldaten en bur-
Er wordt een begin gemaakt met het herstellen van de dijk.
3