IJsselmeervissers vertellen
ser harte voor uw uitmuntende hulp
betoon. U bent spontaan gekomen
toen de storm nog loeide en de dijken
braken. U hebt met grote persoonlij
ke risico's in de kleine boten veel
mensenlevens gered. U bent op uw
posten gebleven toen het eerste ge
vaar schijnbaar over was, teneinde te
dienen als gereedstaande aan de red
dingsboot en als communicatie
schip. En u hebt hierdoor het moreel
van de bevolking van Zeeland en in
het bijzonder van Schouwen-Duive-
land gesterkt:"God zegene u allen".
"Hoe lieflijk is de aanblik uan dien vloed.
Wier golven als met witte kopjes weertintelt in de zonnegloed.
Maar als zij zich verheft met kracht
gestuwd als door ontembre macht
de zee haar kop heeft opgestoken
dan kunnen hare golven koken".
Deze dichtregels citeerde vader
(KI.Visser) vaak. Ze schoten mij weer
te binnen toen onze gedachten terug
gingen naar 1 februari 1953, toen de
stormwind de zee opzweepte tot een
ongekende kracht en de duinen en
de dijken van de Nederlandse kust
beukte. Onze Urker vissers waren
veilig thuis. De wind gierde door de
straten. Het was zondag en ieder
maakte zich gereed om naar de kerk
te gaan. Toch was de kerk niet hele
maal bezet, 's Morgens vroeg waren
er al berichten via de radio en via de
telefoon doorgekomen dat de dijken
in Zeeland waren bezweken. Al gauw
werd een bang vermoeden be-
waarheiddn de nacht van zaterdag
op zondag voltrok zich een ramp in
Zeeland. Voor Nederlandse begrip
pen een ramp van ongekende groot
te. Ruim 1800 mensen kwamen jam
merlijk in de golven om, daarbij veel
vee. Huizen en boerderijen werden
meegesleurd in een wreed spel van
wind, stroom en water dat met niets
ontziend geweld de polders in
stroomde. Deze psalmregels werden
letterlijk van toepassing:
'"k Wou vluchten
maar ik kon nergens heen,
zodat mijn dood voor handen scheen,
daar alle hoop mij gans ontviel,
daar niemand zorgde voor mijn ziel".
Een algemene oproep van regerings
wege werd gedaan om hulp te bieden
23