'ER WAS AL ZO LANG NIETS MET DE DIJKEN GEBEURD Nederland heeft de watersnoodramp van '53 niet verwacht. Dat blijkt ook nog eens uit het gesprek met collega P. W. Spaarman, hoofd van de Berichtendienst van de RWS-directie 'Waterhuishouding en Waterbeweging' in Den Haag. 'In den lande is niet voldoende gerea geerd op de waarschuwingen. Er was een algemeen vertrouwen op de dijken. Het was al zo lang geleden dat er iets met de dijken gebeurde.' Zijn woorden worden bevestigd door het officiële 'Verslag over de stormvloed 1953': 'Dat er inderdaad ernstige calamiteiten dreigden - al heeft men daarbij ook toen nog stellig niet gedacht aan een ramp van deze omvang - werd in het algemeen eerst ingezien enkele uren vóór het hoogste hoogwater en dan nog slechts door naar verhouding een beperkt aantal personen.' Infopeil Collega Spaarman aan de 'hot line' met het KNMI. Na de ramp was iedereen wakker. 'Zo'n storm als in 1953 komt maar één keer in de 500 jaar voor, maar de natuur houdt zich niet aan fre quenties,' aldus de heer Spaarman. Een van de zaken die beter geregeld werden, was het waarschuwingssysteem. Bij 'Waterhuishouding en Waterbewe ging' kwam een Stormvloedwaarschu wingsdienst (SVSD). Deze ging in nau we samenwerking met het KNMI de waarschuwingen voor extra hoogwater uitsturen. Nederland is nu verdeeld in sectoren. Vroeger kende men alleen enige vaste punten, waarvoor hoogwaterverwachtin gen gemaakt werden, zoals Willemstad, Gorinchem, Vianen. In 1953 werd een sector 'Zuid' ingesteld, die liep van Cal- lantsoog tot de Belgische grens (Later werd hij verdeeld in 'Schelde' en 'West Holland'). Verder werden drie nieuwe sectoren ingesteld in het noorden van ons land: 'Den Helder', 'Harlingen' en 'Delfzijl'. 'Het is frappant dat het noorden vroeger niet meedeed', vindt de heer Spaarman. 'In het verre verleden waren er in Waterland en in de omgeving van Kampen overstromingen geweest. Maar sinds de Afsluitdijk gemaakt was, dacht men dat het gevaar in Noord Nederland wel geweken was.' 1953 leerde wel an ders. Texel, bij voorbeeld, had flink te lijden. Tenslotte werd het aantal water schappen, personen, gemeenten enzo voort die in geval van nood gewaar schuwd moeten worden, sterk uitge breid. De waterschappen en andere in stanties maakten strakke draaiboeken over wat er in bijzondere omstandighe den moest gebeuren. 'Wij hebben veel van die boeken toegestuurd gekregen. Wat ze doen blijft hun verantwoordelijk heid, maar voor ons is het prettig te we ten hoe ze op de waarschuwingen rea geren.' Het KNMI is de voorpost. 'De Bilt' maakt zijn weersverwachtingen en berekent hoeveel het water mogelijk zal stijgen. Als een bepaalde water stand - het infopeil - bereikt dreigt te worden, dan belt de getijmeteoroloog van het KNMI over de 'hotline' met de Stormvloedwaarschuwingsdienst in Den Haag. De KNMI-er en de ingenieur van dienst overleggen samen. 'Hoe groot is

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - tijdschriften | 1983 | | pagina 6