ik heel voorzichtig op antwoorden. De ellende die je zag was overweldigend. Dijkdoorbraken, huizen die ingestort wa ren, mensen die dagenlang op daken za ten. Nee, uit dat oogpunt was het beslist niet de mooiste tijd. Maar wat betreft het werk wat we hebben kunnen doen, had het niet beter kunnen zijn. Er was een grote saamhorigheid onder de mensen. De bevolking is zeer heterogeen, tot er een massale bedreiging optreedt. Dan klont iedereen samen. Technisch hebben we veel geëxperi menteerd. Vroeger hadden we bodem beschermingen van rijshout. Dat was er niet genoeg. Dus hebben we gewerkt met plastic, dat net in opkomst was. We hebben nylon zandzakken met 1V2 ton zand gebruikt die achteraf geen succes bleken. Voor de bouwmaterialen zorg den de aannemers overigens zelf. Ook kregen we veel uit het buitenland.' Deltaplan Al op 18 februari 1953 werd de 'delta commissie' geïnstalleerd, die plan nen moest opstellen om een tweede overstromingsramp te voorkomen. Ir. Maris was voorzitter. 'We maakten ge bruik van de voorbereidingen die al eer der getroffen waren. De kansberekenin gen van Wemelsfelder, de eilandenplan nen. Bij de opstelling van de plannen heeft dr. ir. J. van Veen baanbrekend werk gedaan.' Het Deltaplan moest na tuurlijk politieke goedkeuring hebben. We hadden geen idee wat het geheel zou kosten. Ook al omdat de bouw tot ij- ming gemaakt. Een sluis van zoveel ku bieke meter kost tussen zoveel en zoveel gulden, een dijk van die afmetingen tus sen dit en dat bedrag. Door de hoogste bedragen op te tellen kwamen we tot een héél globale som van 2Vz miljard gulden.' Op 5 november 1957 kwam de Deltawet door de Tweede Kamer en op 7 mei 1958 door de Eerste Kamer. 'Zonder pijn en moeite. De minister van Financiën was mede-ondertekenaar van de wet.' 'Pijnlijke vraag' Het is inmiddels 1983. De ramp ligt dertig jaar achter ons, het Deltaplan is belangrijk gewijzigd doordat de Oosterschelde niet werd afgesloten met een dam maar met een doorlaatbare stormvloedkering. Bent u het eens met die verandering? Ir. Maris: 'Een pijnlijke vraag, die ik met een wedervraag zou willen beantwoor den. Stel dat de Oosterschelde werd af gesloten, net als het Grevelingen, zou de eindsituatie van beide dan gelijk wor den? In het Grevelingen is ongeveer de helft van het waterleven afgestorven, maar het overblijvende deel is verdub beld. Het water is er nu weer zo helder als je je maar wensen kunt. Oesters en mosselen groeien er, ondanks het feit dat er geen getijbeweging meer is. Oes terkwekers hebben zelfs overwogen een deel van hun oesterbroed in het Greve lingen uitte zetten, omdat in dat stagnan- te (stilstaande) zoute bekken niets kwijt raakte. Vanuit de open Oosterschelde spoelt met eb een deel van het zweven de broed naar de Noordzee. Daar wordt het gedeeltelijk opgegeten. De rest komt bij vloed terug, maar je hebt toch verlies. Het aantal steltlopers in het Grevelingen is sterk afgenomen, maar er kwamen veel meer zwemvogels. Geen milieuman heeft die ontwikkeling in het Grevelingen voorzien. De milieu mensen hebben er een axioma van ge maakt dat de Oosterschelde open moest blijven. Ze hebben het tot een soort reli gie verheven. Daar heb ik bezwaar te gen. Wat niet wegneemt dat het per se goed is dat er aandacht aan het milieu wordt besteed. Dat zal steeds meer no dig zijn. Denk maar aan het dumpen van afval, aan de geluidshinder. Het moet zeker gebeuren in een land als het onze waar de mensen zo dicht op elkaar wo nen.' Ouwerkerk in 1983. Recht liggen de caissons niet, maar de dijk is dicht. •wmkwwss smmmm r t.è.*we V' W. ongeveer 1979 zou duren. Maar de mi nister kon niet zonder een bedrag in de Kamerverschijnen. Toen hebben we alle specialisten gevraagd een ruwe schat ting van de kosten te doen. We wisten wat er aan dijken en sluizen moest ko men. Op die basis hebben we een ra-

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - tijdschriften | 1983 | | pagina 4