Links: De puinhopen aan het Hennekenspad na de Ramp. Rechts de telefoonpaal waaraan moeder en zoon Bolijn zich hadden vastgeklampt. Leen- dert ontglipte aan de reddende greep van zijn moeder en verdronk. „Ik hoorde hem roepen: Moe, moe, moe...!" Tekst: Jacques Ros Foto's: Dirk Buwalda e.a. De avond en nacht ervoor had de zee weer eens een hoge rug opgezet. Restaurateur Wim Bolijn mat windkracht 10 en hoorde zware slagregens boven Ouwer- kerk. Rusteloos was hij door zijn wo ning en uitspanning De Vier Bannen ge schuifeld. Als het spookt buitengaats wil de slaap toch nooit komen. Een alarmbel in zijn onderbewustzijn houdt hem wakker tot het licht de duisternis afwisselt en hij de elementen kan vol gen in hun natuurlijke dwang. Angst voor een herhaling van de Ramp is het niet, die van Wim Bolijn op gezette tijden een nachtbraker maakt. Want zelfs op de eilanden wordt angst gezien als een slechte raadgever. Het is eerder een vorm van verhoogde waak zaamheid. Kenmerkend voor zo vele Zeeuwen, die zich de terreur van het water maar al te goed herinneren. Wantrouwen in de zee daarginds zal al tijd groter blijven dan vertrouwen in alle door mensenhanden opgetrokken dammen en dijken. Vroeg in de morgen is de storm ge kalmeerd en zijn de hemelsluizen dicht geschoven. Het landschap ligt er weer bij als een prentbriefkaart. Op zijn in spectietocht constateert Bolijn dat de schade ditmaal beperkt is gebleven tot een herstelbare lekkage. Hij staat op het grinddak, waar vanaf een plas drup pelsgewijs een weg zoekt naar bene den. Een bonkige man in een schippers trui, met kleine rode ogen van de lange wake. Eigenlijk heeft hij meer weg van een mosselvisser dan van een waard. Zijn blik tuurt de omgeving af, alsof hij iets speciaals zoekt. „Vroeger," zegt hij, „vóór de Ramp, liep hier de Ooster- schelde." Vóór de Ramp. Op Schouwen Duiveland - en met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid ook in an dere Zeeuwse gewesten - heeft de volksmond de geschiedenis opgedeeld in twee maatstafgevende perioden: vóór en na de oorlog en vóór en na de Ramp. „Tijdens" is een begrip dat spo radisch wordt gehanteerd, want „tij dens" betekent ellende. Denken aan op bouw is beter dan denken aan afbraak. Toch: vergeten wil en kan niemand - zeker de overlevenden van de Ramp niet - omdat er niets te vergeten valt en omdat de stoffering van de weidse panorama's vaak een blijvende herin nering vormt aan de nacht dat het wa ter kwam. Vanaf zijn dak wijst Wim Bolijn er enkele aan. Links van De Vier Bannen, nog geen vijftig meter verder, ligt een slordige steenrug van een kwartet op bunkers gelijkende caissons, waarmee destijds het grootste en laatste stroom- gat werd gedicht. Voorlangs loopt de Weg van de Buitenlandse Pers, beplant met bomen die dertig jaar geleden ge schonken werden door media-vertegen- Nr.5-41 PANORAMA

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - tijdschriften | 1983 | | pagina 3