IN DEZE VERSCHRIKKELIJKE Met vereende krachten lukt het hen het zeil op te rollen. Jan de Ronde werkt zich op de lading. Hij verlegt een paar zakken van honderd kilo alsof het niets is. Op de juiste plek legt hij daarna de glijbak neer. 'Wat een boom van een kerel is hij', denkt Mulder als hij daar zijn knecht zo met een zeker gemak dit zware karwei ziet opknappen. De Ronde legt de zakken op de glijbak en duwt ze naar beneden. Maar in de klammige kunstmestzakken is maar moeilijk vaart te krijgen. Mulder duwt ze verder. Over het opstapje van het klinket verdwijnen ze door het donkere gat naar binnen. Het werk verloopt zoals Kees Land man geregeld heeft. Het gaat prima, de laatste zak is sneller van de vrachtauto dan Mulder heeft durven hopen. Hij springt zijn cabine in en rijdt de lege vrachtauto weg van voor de losplek. Jan de Ronde trekt zijn wagen met lading nu naar die plek. Het begint weer van voren af aan: het losmaken van het zeil en dat zien te bergen, daarna het lossen Als na verloop van tijd de laatste zak over de pui de tas is ingegaan, volgt een rustpauze. Jan de Ronde wordt door het personeel uitgenodigd met hen mee koffie te gaan drinken, de hande laar gaat mee met de boer het huis binnen. In de luwte van de krakende houten wanden van de boerenschuur laten ze zich de door Ka gebrachte koffie en brood best smaken. Binnen steken boer en handelaar een sigaar op. 'Mag ik de nota van je?' vraagt Landman als hij het tweede kopje koffie leeg heeft. Frans Mulder trekt zijn zware portefeuille uit zijn zak. Daar heeft hij onder het rijden de envelop met nota gevoeld toen hij ernaar zocht. 'Alsjeblieft Landman', zegt hij de envelop overhandigend', dat je onder Gods zegen rijke vruchten op je land mag hebben van je werk en het plantenvoedsel'. 'Dank je', zegt de boer terwijl hij de rekening uit de envelop trekt. Even gaan zijn ogen over het papier, dan stapt hij op. Mulder hoort de boer de sleutel in het slot van het kabinet in de voorkamer steken. De bos sleutels rinkelt, en een paar sleutels slaan tikkend tegen de deur als die open getrokken wordt. Dan valt er een stilte. 'Je kalender is mooi. Mulder, nog vriendelijk bedankt er voor', hoort hij de boerin tegen hem zeggen. 'Ik heb die met plezier hier laten bezorgen, vrouwe. Ik mag graag met je man zaken doen'. Na een kleine stilte vraagt hij de vrouw: 'Hoe is het tegenwoordig met Bram?' Een teer onderwerp, maar de hande laar meent dat het nu het juiste moment is om naar hun jongen te informeren. Hun jongen een man is hij alHij weet van het zware kruis in dit huis. Eén jongen, een mongool van dichtbij de dertig jaar oud. Een vriendelijke jongen, maar ook één die moeite meebrengt. 'Och Mulder, het is zo'n beste jongen, maar hij wordt er niet sterker op bij het ouder worden, 't Liefst is hij bij de paar jonge koebeesten die we hebben. Een paar pinken en kalveren voor hem, voor hem want de baas houdt niet zo bar veel van rundvee, die maar paarden! Hij is nu eenmaal een ras echte akkerbouwer. Maar met alle moeite, Mulder, het is een jongen waarvan we zielsveel houden. Je grote zorg is: Wat wordt er van zo'n jongen als jezelf uit dit aardse leven wordt weggenomen? Hij is onze enige, Mulder. Hoe zal een vreemde hem verzorgen en leiden? Hoe kan hij zich gevoelen buiten dit bedrijf en z'n koebeesten? Wie zal hem leiden tot de HEERE? Hij begrijpt meer dan velen denken!' Het gesprek staakt. De boer komt de woonkeuken weer binnen. Hij reikt de nota en het gepaste geld aan zijn kunstmestleverancier. Frans Mulder bedankt hem en telt het na. Hij weet dat dit een overbodige zaak is, maar de boer staat erop dat het gedaan wordt. Hij diept een vulpen uit zijn jaszak en tekent: 'Voldaan 31 januari 1953'om vervolgens zijn duidelijke handtekening er onder te plaatsen. Wat later stapt hij op. In de schuur treft hij zijn knecht bij het personeel van de hoeve. 'Zo Jan, ga je mee?' Twee auto's draaien op het ruime erf en rijden de dreef naar de polderweg af. Ze slaan de weg in naar Maalstede. Het gaat nu voor de wind, de oude motoren ronken in een rustig tempo Op de ingevoerde vrije zaterdagmid dag scharrelt Mulder wat rond in de oude molen. Daar mag hij graag zijn. De dreiging van de stormwind, het kraken van gebinten, het kreunen van de wieken, het roept allemaal toch een rust bij hem op. Ver boven al dit geweld troont Hij die de stormwind uit Zijn schatkamer laat gaan, terwijl de mens niet weet vanwaar die wind komt en waar die stormwind heengaat. In deze sfeer kan hij zijn tijd ver dromen in jeugdherinneringen, de verhalen van opa. de echte molenaar! Anders is het met Kees Landman. Hij wil beslist slecht weer of niet zijn zeer ernstig zieke oudste broer in het ziekenhuis opzoeken. 'Een auto waait niet zomaar van de weg af, stelt hij zijn vrouw gerust, "k Kan boven dien al m'n financiële paperassen bij het boekhoudbureau in de brievenbus stoppen. Wat je vandaag kunt doen, moet je niet tot morgen of maandag laten liggen. Behoef ik komende week waarschijnlijk ook niet naar de markt of beurs. Het komt me ook beter uit dan om op een avond naar broer Ko te gaan, tenminste als z'n toestand niet verergert'. Het is donker als Landman zijn auto binnenzet in een stalling naast het oude warenhuis. De avond en nacht vallen bij winterdag vroeg over het land. De wind jaagt de zwarte wolken langs de lucht, zo nu en dan striemen hagel stenen alles wat nog buiten is. Op het eind van de avond gaat hij nog langs de schuur, hij kijkt even naar het weinige vee, in de stal vol met goed gebouwde paarden. Hij vertoeft wat langer bij de jonge 18-maanders, paarden zijn nu eenmaal zijn hobby! Hij slaat de hand bemoedigend op een flank, gaat dan naar binnen. Een overweldigende storm, die de dijken kapot beukt, haalt in de komende uren de levens van deze mensen en hun vee weg. En met hen sterven die andere

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - tijdschriften | 1983 | | pagina 9