LUCTOR ET EMERGO door drs. J. Schipper Voor een al weer grijs wordende generatie in Europa, en wellicht overal ter wereld, bestaat het leven uit twee scherp onderscheiden perioden: vóór en na de oorlog. In Zeeland echter wordt anders ge sproken: vóór of na de ramp. En dan wordt gedoeld op de diep ingrijpende stormramp van 1 februari 1953. ^IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIillllillllllllllllllllltllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMlllllltllllllMIMIIItlllltllMIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItllllllllllllllllllllllllllllJIIIIIIIIIIIIIIilllllllllllllllllllllllMlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltlllllltlllllllltlllllllllllllH Overigens was dat niet de eerste keer dat Zeeland door een ramp getroffen en in rouw gedompeld werd. Zo telde de dertiende eeuw zestien overstromingen en de veertiende eeuw zelfs twintig. De kronieken staan vol rampspoed, rouw en nederlagen, maar ook gewagen ze van bovenmenselijke inspanning, volharding en triomf. Over de stormvloed van 14 december 1287 schreef Melis Stoke in zijn Rijmkroniek: Al Zeelandt verdranc sekerlike Sonder Walcheren en Wolfertsdike, Anders hoirdic noitlant noemen Melis vergiste zich echter: de Zeeuwse eilanden doken door onvoorstelbare arbeid weer op. Polder na polder werd herdijkt, hoewel vele bij een volgende aanval van wind en water weer verloren gingen, soms voorgoed. In 1530 werd Zeeland overrompeld door een stormvloed, die in geweld en omvang te vergelijken is met de februariramp van 1953 en na 1530 zouden nog meer desastreuze vloeden het Zeeuwse land teisteren: 1532, 1570, 1682, 1775, 1776, 1825,1894 en 1906. Velen hebben de eeuwen door hun gevoelens naar aan leiding van rampen op papier gezet, vaak in dichtvorm. Dat gebeurde ook in 1953. Voor dit artikel heb ik enkele verzen bijeengezocht, die öf heet van de naald geschreven zijn öf jaren later, maar die allemaal te maken hebben met de ramp. Dat leverde niet allemaal literair hoogstaande verzen op, maar dat was ook niet de bedoeling. Als gevoelens van smart, rouw of grote dankbaarheid worden geuit, dan gaat het de schrijver in de eerste plaats om de inhoud, en niet om bijvoorbeeld een goed lopend metrum. Op zaterdagavond vóór de watersnoodramp bestond er onder de meeste mensen weinig ongerustheid. Het stormde wel en het zou laat in de nacht springtij zijn, maar dat weerhield de mensen toch niet van familiebezoek, verjaar dagsfeestjes, e.d. In vele dorpen lag vóór twaalven bijna iedereen op bed. Deze keer ging het echter niet goed. De dichter Marinus Nijsse heeft over die verstoorde rust geschreven in drie sonnetten die als gemeenschappelijke titel Watersnood hebben. Het eerste sonnet luidt: Wij voelden ons zo veilig achter dijken, zo knus en rustig op het lage land, waarop zo vredig onze velden prijken. Wat zou ons deren in dit kalm bestand? De schone velden gingen ons verrijken door regen, zon, door arbeid en verstand. Zelfs buitenlanders kwamen 't land bekijken, de lage akkers achter 't hoge strand. Toen is zo onverwacht de ramp gekomen: de zeeën braken wild de wallen door en grepen gulzig in steeds breder stromen de wonderlijke prooi op 't vreemde spoor. Wat wij zo veilig waanden werd ontnomen, ons kostbaar goed ging plotseling te loor. Vooral Schouwen-Duiveland werd zwaar getroffen. Op de dodenlijst van februari 1953 staan achter Schouwen- Duiveland de namen van 543 personen! Op 5 februari waren al 15.000 bewoners van Schouwen geëvacueerd. De heer Aspeslagh uit Souburg schreef in deze maand een In Memoriam, dat zeven strofen telt. De eerste drie laten we hier volgen: Nacht van rampspoed! droef te moede Tragisch voor het Zeeuwse land Nogmaals moest de wonde bloeden Pas ontdaan van 't laatst verband. Alles duizeld' voor de ogen Tranen vloeien, somber stil, Hulp'loos star en ingetogen Buigen we nedrig voor Gods' wil. Nacht van smarte en ellende Zo gevreesd door dier en mens 'n Stormvloed die nooit iemand kende Vernielend, dodend, zonder grens. Schouwen, Schouwen! Vruchtbaar eiland Boer en Burgers rijk gewin Briesend, kokend spuwt de vijand De zo gevreesde Zeemeermin. Men schrikt bij 't luiden van de klokken De nood is groot, de vloed zet door. Mensen, dieren, wrakhout, brokken Spoelen weg in 't helse koor. Star, verstijfd tracht men te vluchten In donk're nacht in boom, op dak Kind'ren huilen, ouderen zuchten, Iedere vluchtplaats wordt een wrak. ^lllllllllllllllllltllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltlllllllllllllltlllllllllllltlllllllltlllllllllllllltlMlllllllllllllltllllllllllllllllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllltllllllllMlllllllllllltllllllllllllllllllltllllllllllltllllllllllllllllllllMIMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII'i 10

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - tijdschriften | 1983 | | pagina 6