dan zodoende toch nog wat eten.
Onder een dakpan zette ik een pan
netje. Er viel nog wat regen die
nacht. Zo vingen we wat water op
en hadden we wat te drinken. Ik
kroop overdag op de vorstrand van
het huis, waar we gezamenlijk za
ten. Dan kon je alles overzien, zo
wel Oosterland als Nieuwerkerk. Dan
wist je niet waar je het zoeken
moest, als je de ruïne zag. Er was
enorm veel schade. We zijn hier met
een boot weggevaren, met een
speedboot. We zijn tot Zijpe ge
bracht. Tot aan de oude dijk moest
je varen en dan werd je overgeladen
in een auto. Zo zijn we naar Rotter
dam geëvacueerd. Daar werden we
in de Ahoy-hallen gebracht. Daar
werd je kerkelijk opgevangen. De
heer Van Bochove kwam naar ons
toe. Die heeft ons naar een prima
plaats gebracht in Rotterdam. Daar
zijn we maar twee maanden ge
weest, want ik kon het er niet vol
houden. Ik werd nog witter als be
hang. Ik had er heimwee. In de oor
log had ik in Krabbendijke gezeten.
Nu kon ik daar ook weer terecht,
dankzij de medewerking van de heer
Vogelaar en de burgemeester. In
augustus 1953 zijn we weer naar
Oosterland teruggekomen. Wij wa
ren een van de eersten."
Wij vroegen de heer Stouten, die
voor iedere Oosterlander Theo Stou
ten is, wanneer ze weer naar de
kerk konden gaan. Stouten vertelt
verder: ,,De kerk zag er desolaat uit.
De Bijbel op de preekstoel had nog
in het water gelegen. Er lag een he
le laag slik in de kerk. Al de banken
zagen even zwart. Toen zijn er zoet
jesaan wat schoonmaakploegen ge
komen. De eerste drie weken gin
gen we naar Bruinisse naar de kerk.
Een ouderling uit onze gemeente,
v. d. Weele, was ook thuis, evenals
een winkelier van het dorp, die ook
was thuisgekomen. Ik zag v. d. Wee-
Ie, op 'n keer. Ik zeg: „Moeten we
nog geen kerk gaan houden?" Hij
zei: „Stouten, hoe moet dat dan?"
Ik zei: „Die consistorie is toch zo
schoon D'r is toch nog maar een
man of wat." We konden een
schoonmaakploegje krijgen die
week. Die hebben de consistorie
schoongemaakt. Een stoel of wat bij
elkaar gezocht en de eerste keer
was er zeven man, dat weet ik nog.
v. d. Weele las een preek en ik moest
voorlezen en voorzingen. Naderhand
hebben ze de kerk schoongemaakt
en toen was alles weer als voor
heen. Van onze gemeente zijn er
zo'n 45 met de ramp omgekomen,
waarbij een aantal gezinnen met
man, vrouw en kinderen."
Tot zover dit indrukwekkende relaas
van de heer Stouten.
C. v. d. B.
607