Al de grote waterstromen... Roelshoek, 1 februari 1953 De jongens in het internaat van ,,De Driestar" waren zaterdagsavonds niet zo rustig gaan slapen als an ders. Er stond een stevige Noord westerstorm. En tegen elf uur zou het vloed worden. En het kon springvloed worden. Nu waren deze jongens wel wat ge wend. Het gebeurde wel meer, dat ,,de zee" tegen de zware muren van het internaat klotste. Het stond im mers buiten de zeedijk, op de hoge schorren. We vertrouwden het niet, stapten op de fiets en hadden een dik kwartier nodig om tegen de wind op naar het buiten het dorp (Krabbendijke) gele gen haventje te komen, waar het in ternaat vlak bij lag. Alle jongens waren al in de kleren. De leider van het internaat (Dhr. Dekker) was zelfs met zijn vrouw al bezig om het zeewater, dat door de ramen was binnengesijpeld, weg te dweilen. Het eerste, wat we konden doen, was de havenmeester opzoeken. Hij, onze trouwe vriend Wagenaar, ken de ,,de zee" als geen ander. Voor hem was, wat er gebeurde, geen verrassing. Vooral toen we on geveer 2 uur in de nacht bij het peil stonden, zag hij het wel: het water zakt niet; en toch is de eb al begon nen. Even later zakte het peil in en kele minuten tijds enkele centime ters. En Wagenaar wist: er is een dijk ergens doorgebroken; het woe dende water dringt de polders bin nen. Zo iets kon ook gebeuren op Roels hoek, waar wij ons bevonden. En inderdaad, de huizenhoge golven van de zee, die „nijdig was" (een gezegde van een oude visser, die bij ons stond), sloegen over de be tonnen beschoeiing op de dijk heen en klefden de zachte grashelling aan de binnenkant van de zeedijk af. Op bevel van Wagenaar werden snel alle jongens van het internaat en mannen van Roelshoek opgetrom meld om lege aardappelzakken met klei (zand was er niet) te vullen en de gaten, die ontstonden, te dichten. Menselijkerwijs het behoud voor Krabbendijke en de omliggende pol ders. Wat moesten wij doen? Enkele Urker jongens wilden maar blijven. Ze voelden zich boven op hun stapelbedden veiliger dan in het dorp. Kijk maar, zeiden ze, het haantje van de dorpskerk staat even hoog als dit bovenste stapelbed. Zij hadden gelijk. Toch hebben we besloten, het inter naat te ontruimen en naar onze school in het dorp te verhuizen. Bo vendien, dan konden de jongens er gens elders gaan helpen. Dat helpen bleek bittere noodzaak te zijn. Ter wijl in het dorp (Krabbendijke) nog heel veel mensen sliepen, waren de toestanden in 't nabijgelegen Gawe- ge, Oostdijk en Waarde vreselijk. In 612

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - tijdschriften | 1978 | | pagina 10