37 ven van zijn zaken in de handen van Dien, die rechtvaardig oordeelt, het 'Hij is de Heere, Hij doe, wat goed is in Zijn ogen', het bukken onder Zijn slaande Hand, wordt verachtelijk als willoosheid uitgekreten. Zelfs sommige christenen, die zich verzetten tegen de VARA-uit- zending gaven de indruk enigszins in de war te zijn gebracht. Dat de omgeko men Puttenaren, en ook de achterblij vende weduwen en moeders, iets be zaten dat'beter was dan dit tijdelijke le ven', dat dezelfde psalmen, als die des tijds de Geuzen zongen, zo niet op hun lippen, dan toch in hun hart waren, werd door lang niet iedereen in het geding gebracht. En toch zou dat op zijn plaats zijn geweest. Wij behoeven ons niet in de war te laten brengen. Een christen is een drager van een zo groot geheim, dat hij zelfs voor VARA-spot en VARA- laster immuun is. Wel degelijk moeilijkheden Is het dan zo dat een christen met een serene glimlach boven alle moeilijkhe den des levens verheven is en nooit tot verkeerde beoordelingen komt? Geenszins. Het kan niet worden ont kend dat christenen wel eens wat erg gauw weten te vertellen wat God er gens mee voor heeft of aan wiens zijde Hij stond in de geschiedenis. Nog in 1940 was een oud-oom van mij ervan overtuigd dat de Duitse bombar dementen op Londen een straf waren voor het onrecht door Engeland de Zuidafrikaanse Boeren aangedaan in de Boerenoorlog van 1899-1902. Bekend is ook hoe ds. C. van den Oever in Rotterdam tijdens de Frans-Duitse oorlog in 1870 een brief schreef aan de koning van Pruisen waarin hij de koning zijn overtuiging mededeelde dat God aan Pruisen's (is ook Bismarck's) zijde stond. (Ds. Van den Oever stond daarin overi gens op hetzelfde standpunt als Dr. H. F. Kohlbrügge, wiens preken van tij dens die oorlog een voor ons onbegrij pelijke, nationalistische geest ade men)' De Engelsen in de 19e eeuw waren er vast van overtuigd dat God hun land had voorbestemd voor de wereldheer schappij, opdat overal het Evangelie zou worden verkondigd; zij konden met de beste wil van de wereld geen begrip opbrengen voor de nukkige koppigheid van de Transvaalse Boeren, die dat niet aanvaarden wilden. Toen in de winter van 1939-'40 de Fin nen in de sneeuw en op het ijs van het Ladogameer vochten tegen de Russen, liet de meester ons op school zingen: 'Geef 't wild gediert', dat niets in 't woen ontziet, 'De ziele van Uw tortelduif niet over. 'Laat, grote God, om een gehate rover, 'Uw kwijnend volk niet eeuwig in 't ver driet. Allemaal voorbeelden van situaties, waarop later een enigszins ander licht viel dan voor de tijdgenoot. Het is zelfs niet moeilijk in de geschie denis conflicten aan te wijzen, waarbij christenen, ware christenen, tegenover elkaar stonden, vochten op leven en dood, tégen elkaar, en Gods zegen af smeekten over hun krijgsbedrijven. Denk aan de Eerste Engelse oorlog 1652-1654. Onze vaderlandse kerk bloeide als nooit te voren. Een eeuw la- Olivier Cromwell als opperbevelhebber van alle strijdkrachten ter zou Justus Vermeer vol weemoed op die tijd terugzien en bitter klagen over het verval van kerk en staat. Toch stonden we in die Eerste Engelse oor log tegenover Olivier Cromwell, een van de wellicht weinig ware gelovigen, die Engeland ooit als souverein geregeerd hebben. Uit de Engelse geschiedenis is bekend hoe in de Slag bij Dunbar op 3 sept. 1650 de Engelse Independenten ook onder Cromwell de Schotse Presbyte rianen versloegen. In beide legers wa ren godvrezende predikanten. Cromwell wist ook zeer wel wat hij deed en hoe de zaken stonden. Zijn vredes voorwaarden voor ons land in 1654 wa ren mild, omdat hij wist dat in de Repu bliek veel van Gods kinderen woonden. geen spaan heel. Zelfs van Willem van Oranje niet' onrecht door Engeland de Zuidafrikaanse Boeren aangedaan in de Boerenoorlog van 1899-1902 (Boeren hebben een Engels konvooi buitge maakt, Frank Dadd, 1902)

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - tijdschriften | 1978 | | pagina 21