Watersnood
1953
33
Dichter bij het gedicht
door ds. J. J. Poort
De dijken waren deeg in uw handen
o vloed. Ik zag hun aardse hovaardij
nietig verzinken in uw hoog getij,
toen gij besprong de nog slapende landen.
O gij waart sterk en mèt de hoge dijken
hebt ge ook ons als luchtig deeg gekneed
en ons verdronken in een vloed van leed,
want niemand kon meer voor uw armslag wijken.
Maar dit klein volk wierp toch met goed en bloed
een dam van liefde op als onderkomen
tegen uw jammerlijke watervloed.
En zo, als in de aanvang van de tijd,
zag ik Gods geest over de wat'ren komen
op zilv'ren vleugels van barmhartigheid.
(Marinus A. den Braber, in 'Ruimte voor vreugde',
uitgave J. N. Voorhoeve, Den Haag)
Watersnood 1953 is één van de twee
gedichten, die Den Braber in zijn pas
verschenen bundel 'Ruimte voor vreug
de' aan de 'Watersnood 1953' wijdt.
Een bundel, die in de laatste dagen van
1977 verscheen en die ik in veler han
den wens.
Verscheidene redenen heb ik daar
voor. Allereerst: Den Braber schrijft
weinig... publiceert althans weinig.
Maar wat hij het licht laat zien, kan het
licht dan ook geheel verdragen. Zowel
in poëtisch-technisch als in poëtisch-
religieus opzicht. Met name door zijn'
gedicht 'Credo' is zijn naam in zeer bre
de kring bekend geworden. Talloze ke
ren is het overgenomen in allerlei uitga
ven... litteraire bloemlezingen zowel
als kerkbodes. Een teken derhalve, dat
hij in de ware zin des woords 'volksdich
ter' is.in elk geval: kan zijn.
Niet zonder reden heb ik dat befaamde
vers dan ook een plaats gegeven te
midden van meer algemeen bekende
grootheden als Roland Holst, Marsman
en Vasalis - in mijn boek 'Gedachten
over gedichten'.
Daarna, op een litteraire avond - waar
wij beiden, samen ook met Evert Kuijt,
de schrijver van de juist verschenen
Kinderbijbel, lazen uit 'eigen' werk.
maar wat is 'eigen', dat niet van Hoger
hand ontvangen werd?... sprak ik
hem. Een uitermate bescheiden man,
wonend in Rotterdam, duidelijk bezield
van poëzie niet alleen, maar duidelijk