IN MEMORIAM
- L. POTAPPEL -
STAVENISSE
t 1 februari 1953
31
Waarschuwt hij je wel eens voor de
eeuwigheid en zegt hij dat je met God
verzoend moet worden? Je moet hem
alleen maar bedanken voor de moeite
en het is te wensen dat God Zijn zegen
over jou en hem mag geven. Neem het
mij maar niet kwalijk, maar mijn ziel kan
in die kerk haar legering niet vinden.'
Aldus het antwoord van Potappel!
Soms schrijft hij over zijn verblijf in Bre
da als een zich bevinden in de tenten
der goddelozen, terwijl hij later weer
eens schrijven mocht 'het is mij hier
goed met God, Wiens zalige gemeen
schap ik hier mag ondervinden.' Meer
zullen we over zijn diensttijd niet mede
delen.
Ambtsdrager der gemeente
In Stavenisse was sinds 1855 een door
Ds. P. van Dijke gestichte Ledeboe-
riaanse gemeente, die samenkwam in
een woning die tot kerk verbouwd was.
Een zekere Marinus Luijk was eigenaar
van dit gebouwtje en na zijn overlijden
in 1869 kwam dit bezit in handen van
Weer ging een kind des Heeren,
Dat hij nu door den Heere,
De schelp ligt hier beneden.
Den weg door God bepaald.
Voorgoed werd Thuis gehaald.
De parel, boven 't stof,
God heeft een moede zwerver,
Weer bleek het: 't Woord des Heeren,
Geeft nu den Heere eeuwig,
Voorgoed nu thuis gehaald.
Heeft nimmer ooit gefaald.
De dank en alle lof.
In Kedar's tent te wonen,
Want wars door storm en winden,
Is nu voorgoed voorbij.
Toen ging dit kind des Heeren,
Door nacht en golfgebruis,
Hij is z'n kooi ontvloden,
Den weg van alle vlees.
Haalt God Zijn Sionieten
Gods kind is eeuwig vrij.
Maar hier was nu een sterven,
Op 't onverwachtste Thuis.
't Welk zonder angst en vrees
In't lieflijk Stavenisse,
Aan hem zich heeft voltrokken,
Daar is de strijd volstreden.
Heeft hij zijn werk gedaan.
Dit kind was voorbereid.
Daar rust een strijder uit.
Zei daags nog voor zijn sterven,
Hij mocht aldaar ook strijden
Daar is al 't leed geleden.
Het volk het oordeel aan.
In het geloof de strijd
Zijn ziel werd als een buit
In Stavenisse's straten,
Waaraan gewis en zeker,
Dit strijdperk uitgedragen,
Werd nog des Heeren Woord
Een einde komen zal.
Nu juicht hij voor den Troon,
Eén dag voor de verwoesting,
Hij mocht getroost verlaten,
Ook Stavenisse's pelgrim,
Door ieder aangehoord.
Dit aardse tranendal.
Ontving 't genadeloon.
Hoe kwam hij te vermanen:
Hoe ernstig klonk die stem,
Neen, geen Elia's wagen,
Al die grote waterstromen,
Tot alle onbekeerden,
Haalt deze pelgrim af.
Zijn Heer' over hem gegaan.
Men was 't gewoon van hem.
Hij vond in 't woelig water,
En hem over 't hoofd gekomen,
Op 's Heeren tijd zijn graf.
Doch Gij hebt hem bijgestaan.
Toen 't rustdag was geworden,
Maar toch, dit was een sterven,
En op 't alleronverwachtste,
Heeft niemand het vermoed,
In's Heeren Raad bepaald.
Was zijn strijd alhier volstreên.
Dat 't dorpje Stavenisse,
God heeft 't was op den rustdag
Weer een juicher meer hierboven,
Door zulk een grote vloed
Zijn kind nu Thuis gehaald.
Maar een bidder min beneên.
Nu weggevaagd zou worden,
Om nu de eeuw'ge Sabbath,
Wat is God souverein!
Te mogen vieren gaan.
Helaas toen bleek de ure
In 't Kanaan der ruste,
Dit gedicht staat afgedrukt in 'EEN GODDELIJK
Voor hem ook daar te zijn.
Landt deze pelgrim aan.
WOORD aan een GODDELOOS LAND, overden
king na de watersnood van zondag 1 februari
1953 door A. de Redelijkheid'
Oud Geref. kerk
te Stavenisse
zijn weduwe, Maatje Heijboer. Dit zou
zo blijven tot de kerkelijke gemeente op
10 mei 1905 het kerkje kocht. Regel
matig werd de gemeente bediend door
verschillende predikanten, o.a. Ster-
kenburg, Van der Heijden, Janse, Roe-
lofsen en Fraanje. Laatstgenoemde
nam op 9 december 1936 het thans nog
als zodanig dienstdoende kerkgebouw
in gebruik.
Potappel was nog maar 24 jaar oud
toen de gemeente besloot hem te ver
zoeken zich als voorganger aan de ge
meente te verbinden. Gedurende vier
weken heeft hij getracht zich van deze
roepstem los te maken, tot de Heere
hem voorkwam met 'Zoudt gij mij van
het werk mijner handen bevel geven?' 't