EEN ZEEEW VERTELT waren en ook, omdat de boeren er niets ontheiligends in zagen. Vergaderlokalen waren er nog niet, op straat bij guur weer ging het ook niet, wat waren dat voor nieuw modische fratsen, dat het niet meer in de kerk mocht? De bevolking wilde het maar bij het oude houden. Verbod Om nu een lang verhaal kort te maken: op 11 aug. 1841 kwam er een resolutie los van de Gouverneur Van Haren- carspel Eckhardt van Drenthe „houdende mededeling van het VERBOD om in de kerkgebouwen, na afloop der Gods dienstoefeningen, afkondigingen, bekendmakingen enz. te doen plaats hebben." Deze resolutie werd door de Synode te 's-Gravenhage als een „belangrijk Staatsstuk" geroemd. Sommige predikanten meenden nog, dat door de afschaf fing de kerkgang zou verminderen, maar dit viel nogal mee. Intussen schreed ook het perswezen voort, er kwamen meer dagbladen en het werd ook de gewoonte om vanaf de pui van het raadhuis, na voorafgaand klokkegeklep, des zondags allerlei afkondigingen te doen. Weer later kwamen in de regio streekblaadjes, waardoor de kerk (gelukkig) buiten het publicistisch proces kwam te staan. Kerkboden In onze tijd is het zo, dat men zo weinig mogelijk nieuws - en dan bedoelen we kerkelijk nieuws - vanaf de kansel voorleest. Alleen het allernoodzakelijkste, de rest komt in de Kerkbodes. Al komen de „wereldse" bekendmakingen niet meer van de kansel of van de katheder, we dragen de wereld in ons hart. Wie van ons zal kunnen zeggen onder de preek nooit eens bezig te zijn met zijn werk? De kopers en verkopers moeten bij de Woordverkondi ging altijd maar weer worden uitgedreven! D. Th.d.W. Lees er „Kerkgang om Nieuws" van dr. H.J. Prakke op na; uitgave Koninkl. Drukkerij Van Gorcum Comp. te Assen, waaruit we voor dit artikel enkele gegevens hebben geput. Het plaatje is een recon structie van de kunstschilder-illustrator Johannes Mulders. vervolg van pag. 521 „Nee, moeder, maak je maar niet on gerust: zij doet haarzelf geen kwaad," was het bedaarde antwoord van vader. Enige tijd later kwam zij naar bene den; vader, moeder en Potappel bene den wachtend. Wat was er gebeurd In haar radeloos heid openbaarde de Heere Jezus Zich aan haar en toen verdween haar angst. Toen ze daarop naar beneden kwam, riep ze uit: „Vader, ik kan nog zalig worden". „Jij Kee?" vroeg haar vader ontroerd. „Ja vader, Christus is gekomen voor verloren zondaars, ik kan nog zalig worden Het was een dag om nooit meer te vergeten Deze vrouw, zij heette Cornelia van Oeveren, heeft een hoge leeftijd mo gen bereiken en was met Potappel en de ware vromen tot haar dood toe verbonden. Bang in de wereld terug te vallen Tegen een oude vriend zei Potappel eens: „Ik ben zo bang dat ik de wereld weer zal toevallen." Die oude vriend, een geoefend kind van God, zei niets. Op een keer was er kermis in Stavenisse. „Leen", zei die oude vriend, „ga je mee naar Sije?" Sije was een godvrezende vrouw te Stavenisse. Ds. Fraanje logeerde altijd bij haar. Zij had twee bedstees in een klein kamertje. In de ene sliep zij met haar man en in de andere Ds. Fraanje. Vanzelf stemde Potappel ermee in naar Sije te gaan. Maar wat deed die oude vriend? Door een nauw slopje bracht hij Leen naar de Voorstraat waar er kermis was. „Nu Leen, als je de wereld wilt toevallen, ga je gang maar!", zei de oude christen. Daar zag Potappel al het gejoel en ge schreeuw voor zich „Laat ons maar gauw weggaan. Ik kan hier jiooit meer in leven, de zonde is me de dood geworden." Dat antwoordde Potappel terug. Toen gingen ze naar Sije. Onweer in St. Annaland Toen Potappel nog jong was kwam hij veel in St. Annaland bij een godvre zende vrouw, Leuntje Snoep. Zij kerk te bij ouderling A. Buis. Maar Potappel durfde deze man niet onder ogen te komen. Bij Leuntje wel, maar bij Buis, nee dat waagde hij niet. „Leen, ben je nu al bij Buis geweest?", vroeg Leuntje steeds. „Nee, nog niet, ik doe het maar als ik straks naar huis ga", zei hij dan. Maar eenmaal op weg, ging hij niet bo ven over de Molendijk waar Buis woonde, maar onder de Molendijk langs. Voor niets ter wereld durfde hij bij Buis binnenkomen. Zo ging het keer op keer. Leuntje kreeg hem niet bij Buis binnen en nie mand kreeg hem er binnen! Op een keer was hij net de Molenweg voorbij (wéér onder heen!) en op weg naar Stavenisse of er kwam een grote onweersbui opzetten. Vlug liep hij te- rug-nu maar gauw boven langs-en... daar stond ouderling Buis bij de hei ning. Even spraken zij met elkaar. Pot appel wou weer weg, maar Buis zei: „Het is geen weer, kom we gaan naar binnen". Buis nam plaats aan de ene kant van de sleekachel en Potappel aan de andere kant. Al spoedig ging het over geestelijke zaken en het gesprek vlotte goed. Plotseling zei Buis: „Leen, waarom ben je nu zolang bij me weggebleven?" „Ik had zulk een groot opzien tegen je", antwoordde Potappel eerlijk te rug. „Leen, nu blijf je hier eten want het is al laat en je blijft vannacht ook hier slapen", zei Buis. Zó werden Potappel en Buis voor eeuwig vrienden van elkaar. Veel meer zou er over Leen Potappel te vertellen zijn. Naast ondervindin gen van Gods goedertierenheden ken de hij ontzaglijke verbergingen van Gods aangezicht. Dan klaagde hij het uit - soms liggend op de blauwe vloer tegels - „Heere, waarom verbergt Gij Uw aangezicht...?". Vaak zei hij: „Ik ben niet op aarde tot de jongste dag, maar ik weet niet waar ik begraven word". Als zijn vrienden dan zeiden: „Wel, op Stavenisse na tuurlijk", zei hij: „De Heere houdt dat verborgen voor mij". Enkele dagen voor de ramp zei hij: „Het wordt toch zo bang op aarde en ik loop met alles zo vast...!". In de rampnacht nam de Heere Zijn kind tot Zich. Hij werd begraven te Bergen op Zoom! Later werd hij her begraven te Stavenisse. „De gedach tenis des rechtvaardigen zal tot zegen zijn". v. R. 527

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - tijdschriften | 1975 | | pagina 4