Algemene beschouwingen omtrent dijkbouw waartoe de ramp aanleiding heeft gegeven Definitief herstel: Het definitieve herstel werd in het alge meen uitgevoerd volgens de profielen aan gegeven in fig. 26. Bij de stroomgaten werd plaatselijk een verzwaarde binnenberm aangebracht (fig. 27). De specie voor de kern van de dijken werd in hoofdzaak ontleend aan de Een dracht, de klei voor bekleding van de be lopen, aan de Beciuspolder. De buitenbe lopen, de kruin en een deel van de binnen- belopen zijn voorzien van een krammat. Half November was het gehele dijkher stel, op enkele bijkomende werken na, gereed. De kosten van het herstel hebben rond f 2.500.000,bedragen. M. A. JANSEN Technisch Hoofdambt, Rij kswaterstaat Fig. 26. dijksproMel Heerenpolder H.H.W. 14,50* - 22^01 G.H.W. 1.70 -EENDRACHT- v ^7 sr-y 1 TA.P bel bestaande hoogte o in c in r-. b o o o SS o o i afstand uit nulpunt o f o o Si o o) lt> n- 88 00 8 r» o cd o p 8. 8 SS SS o o) S nieuw te maken hoogte in r» oj 8 irf s 1,40* o 3 8 o H.H.W.= *4.50+ 77/} -EENDRACHT- \J6 x m a n slik 5b bestaande hoogte 8 in OJ 8 ir 1 O) «3- 1 8 O k O 4> in O afstand uit nulpunt i s O £2 5 r- O O O 8 s <sS O T r- O O in 8 se 8 cd 8 cvj n. Si nieuw te maken hoogte ♦0So j I i I 8 ir. 8 in O O O O o <r o" "t O 627.517 De ramp heeft aangetoond, dat onze dijken, en meer in het bijzonder de dijken langs de Zeeuwse stromen en de beneden-rivieren, niet onder alle om standigheden die veiligheid bieden, welke ervan werd verwacht. De oorzaak hiervan is dat de buiten gewone omstandigheden waarvan de ramp het gevolg was, slechts zeer zelden in de geschiedenis zijn voorgekomen en men daarop dan ook niet geheel was ingesteld. De vraag of de dijken voor de normaal voorkomende stormvloeden voldoende veiligheid boden, kan zonder twijfel be vestigend worden beantwoord, al was het vaak op het kantje af. Tegen de stormvloed van I Februari I953 bleken ze in het geheel niet be stand. Behoudens de enkele deskundigen, die voorheen reeds gewezen hebben op de ernstige gevaren welke door een samen werken van de natuurkrachten voor ons lage land ontstaan, was het merendeel van ons volk zich hiervan niet bewust en moest men eerst geconfronteerd worden met een ramp als deze om dit gevaar te ontdekken. Als gevolg hiervan gingen er geen of slechts zwakke stemmen op om tot dijks- verhoging in groter verband over te gaan. Wel echter werd bij de aanleg van de door de Rijkswaterstaat uitgevoerde nieuwe werken rekening gehouden met de mogelijk te verwachten waterstanden, voorkomende met een frequentie van 3 per I 000 jaar en waarbij werd uitge gaan van een toestand die in het jaar 2000 is te verwachten in verband met de bodemdaling. Op deze gronden zijn bij voorbeeld de werken tot afdamming van de Brielse Maas, de noordelijke dijken van de Pan of Krimpolder op Rozenburg tot stand gebracht en zijn ook de afme tingen vastgesteld voor de dijkverho gingen in Noord-Brabant. Al deze wer ken bleken bij de laatste stormvloed hoog genoeg te liggen. De steeds toenemende bevolkings dichtheid en het groter aantal welvaarts bronnen in de door dijken beschermde gebieden wettigen verhoogde uitgaven voor meer veiligheid tegen overstro mingen. Doch dan behoren de verhoogde uit gaven gedragen te worden door alle lagen van de bevolking en niet alleen worden gevorderd van eigenaren van onroerend goed. Het „Wie water deert, die water keert", is gebleken voor alle lagen van de bevolking te gelden, althans voor grotere gemeenschappen, als waarvan nu de bijdragen voor beheer en onderhoud der dijken wordt gevergd. In het afzonderlijk artikel over moge lijke combinatie van polders (bladz. 701) wordt hieromtrent uitvoeriger ge sproken. Als oorzaak van het bezwijken der dijken kan in hoofdzaak worden genoemd de te geringe hoogte van de kruin en de te steile hellingen van de binnenbelopen. De tot de kruinen oplopende golven werden door de orkaan gegrepen en over de dijken gesmakt, waar deze water massa's ontgrondingen veroorzaakten aan de belopen. De meeste beschadi gingen en doorbraken zijn aan de binnen zijde der dijken ontstaan. De kruin en het binnenbeloop zijn dan ook de plaat sen, waar men het bij de dijken moet zoeken. De buitenbelopen zijn in het algemeen weinig beschadigd, terwijl de glooiingen, behalve op de plaatsen waar stroom- geulen zijn gevormd, vrijwel geen schade van betekenis hebben geleden. In fig. I zijn verschillende stadia van Fig. i. Uitspoeling van binnenbeloop tengevolge van overslag.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - tijdschriften | 1954 | | pagina 95