Jf m
3. Doorbraak bij de Nieuwe Sluis Hollandsch diep
te Willemstad. -V
De waterkering van de 1425 ha grote
polder „De Ruigenhil" vertoonde vier
doorbraken, waarvan drie „droge gaten"
weike met ringkaden voorlopig konden
worden gesloten.
Het stroomgat ontstond bij de zg.
„Nieuwe Sluis", ongeveer I km boven-
strooms van Willemstad (zie fig. 7).
Deze voormalige suatiesluis is in I 944
door oorlogshandelingen verwoest en
niet hersteld. De ontstane opening was
met klei aangevuld, echter waren in het
dijkslichaam de volledige sluisvloer,
restanten van het opgaande muurwerk
en een sluisdeur achtergebleven.
Bij de doorbraak vormde zich achter de
dijk een vrij groot, I 3 m diep wiel.
Figuur 8 geeft een beeld van de door
braak. De grote veenbonken die zich op
de achtergrond aftekenen, zijn uit de
bodem ter plaatse van het wiel geslagen.
Door de suatiegeul ontstond een sterke
stroom, welke de uit rietgors bestaande
oevers deed afbrokkelen.
Te Willemstad gelden de volgende ge
middelde waterstanden:
H.W. 1,29 m N.A.P.
L.W. 0,80 m - N.A.P.
De stormvloedstand was op I Februafi
1953 4,35 m N.A.P. De maaivelds
hoogte in de polder is ongeveer 0,40 m
N.A.P.
Besloten werd de suatiegeul door mid
del van een schip af te sluiten. Hiertoe
werd een 99 t metende tjalk aangekocht
en in gereedheid gebracht.
Langs de gangboorden werden een
voudige stalen hekken gelast, welke tot
doel hadden na het zinken steun te geven
aan de over het schip aan te brengen
zandzakkendam. In figuur 9 steken
deze hekken juist boven water.
Het schip werd beladen met ongeveer
60 t stortsteen en zakken zand. De ge
ringe diepte voor de mond van de geul
maakte een zwaardere belading on
onmogelijk.
Op de gekozen plaats van afsluiting
werd een bodembezinking aangebracht
en aan de oevers werden kleine land-
hoofden van zakken zand uitgebouwd.
Op 12 Februari, bij de kentering van
laagwater, had het invaren een vlot ver
loop. Nadat de voorsteven met staal
draden aan de westelijke oever was ge
meerd, werd de achtersteven naar de
oostelijke oever gevierd.
De op de bodem van het schip aange
brachte springladingen werden tot ont
steking gebracht, waarna het binnen
stromende water het schip snel deed
zinken.
Van twee zolderbakken af werd aan de
rivierzijde tegen het schip steen en zak
ken zand gestort, terwijl van de wal af
met zakken zand de voor- en achterste
ven werden ingepakt en het schip ge
ballast.
Naarmate de vloed opkwam, bleek
het schip zich onvoldoende bij de bodem
bezinking te hebben aangepast en onder
loops te zijn. Pogingen om de openingen
door het storten van steen en zakken
zand te dichten faalden.
De ongelukkige en waarschijnlijk door
slaggevende omstandigheid deed zich
voor, dat bij een harde wind de vloed
tot ongeveer 0.60 m boven normaal
H.W. opliep.
Ongeveer op het tijdstip van H.W.
was landwaarts van het schip het zink
plaats waar schip
werd gezonken
polder de Ruigenhil"
Fig. 7. Situatie van de doorbraak bij de Nieuwe Sluis.
Fig. 8. Doorbraak bij de Nieuwe Sluis veenbonken op de achtergrond).
Fig. 9. Het gezonken schip in de geul bij de Nieuwe Sluis.
stuk van de bodembezinking aan het
wateroppervlak zichtbaar, een teken dat
de stortsteen er was afgespoeld.
De stroom zoog ook de steunpunten
aan voor- en achterschip weg, waarna de
tjalk wegdreef en 60 m landwaarts op zij
in de geul bleef liggen.
De nu in de geul liggende tjalk belem
merde de stroom, (zie figuur 10) waar
door de oevers sterk afnamen en op ver
schillende plaatsen de zomerkaden tot
aan de kruin wegvielen. Door het weg
vallen van deze kaden zouden de op
circa 0.50 m H.W. gelegen uiter
waarden als werkterrein en als opslag
plaats onbruikbaar worden. Om dit te
voorkomen zijn op een afstand van 10 m
achter de bestaande kaden, nieuwe kaden
opgeworpen. De benodigde klei werd
ter plaatse aan de uiterwaarden ontleend.