bovenaanz. sluiting klep met tussen- van waterdichte Fig. 97. Dwarsdoorsnede van het schip, waarbij schematisch is aangegeven de constructie van het kleppenmechanisme. INP 180 hoogte waterstand in de- polder 1,86 m N.A.P. ten tijde v.d.sluiting lier, voor het openen en sluiten van de kleppen w -wandschroeven 1V2 moest zijn, dat hij na het zinken van het schip tot op de drempelbestorting zou worden neergelaten. Door de kracht van de onder het schip doortrekkende ebstroom zou de rijsrol tussen schip en drempel worden getrok ken en zodoende zou hij de afdichting helpen bevorderen. Om de opwaartse druk van het water op de rijsrol op te heffen, werd in de lengte-as een oude scheepsketting gevlochten, van 9,6 kg per strekkende meter, hetgeen ongeveer overeen kwam met het tevoren proef ondervindelijk vastgestelde drijfvermo- gen. Toen de maten en de vorm van het voor de sluiting te bezigen casco bekend waren, werd begonnen met het vast stellen en opstorten van de juiste drem pelhoogte, welke moest komen te liggen op 1,50 m N.A.P. Bij peilingen op de reeds tevoren aangebrachte grond- bezinkingen, bleken deze te liggen op 2,60 m N.A.P., zodat op de gebruike lijke wijze 0,90 m moest worden op- gestort. Om de vorm van de aanslaghoof- den zo passend mogelijk te maken, wer den van de voor- en achtersteven van het schip mallen gemaakt en deze zijn op de juiste afstand en richting in het sluitgat gesteld. (Zie hiervoor fig. no. 98). Naar het model van deze mallen wer den de aanslagen voor het casco in tij- werk opgemetseld van Doornikse stort- steen in cementspecie, waaraan toege voegd een snel verhardend preparaat, om uitspoeling van de voegen bij op komend water tegen te gaan. Op deze wijze zijn de beide aanslagen passend op gemetseld, waarbij men er zorg voor heeft gedragen, dat de aansluiting met de reeds uitgebouwde dijkkoppen zeer solide werd. Ter voorkoming van achterloopsheid zijn tegen de gemaakte aanslagen verti caal hangende dekzeilen van zeer zware kwaliteit achterwaarts in de dijkkoppen verankerd en met een zandzakkenstape- ling beschermd tegen beschadigingen. Nadat dijkkoppen en aanslagen gereed gekomen waren, kon met de eigenlijke sluiting worden begonnen. Het eerst volgend doodtij werd hiervoor afge wacht en het tijdstip van sluiten werd be paald op 21 April 1953 te 9.45 uur. De sluiting moest geschieden tijdens de hoogwaterkentering, gezien de hoogte ligging van de bodem van de stroomgeul. Een blokkering, uitgevoerd tijdens de hoogwaterkentering, zoals hier verricht, heeft deze bezwaren: 1. Dat tijdens de zeer kort durende hoogwaterkentering weinig tijd voor het plaatsen van het sluitelement be schikbaar is. 2. Dat het vloedwater in de afgesloten polder wordt opgehouden. Het eerstgenoemde bezwaar is door een goede organisatie gedeeltelijk op te heffen, het tweede daarentegen was in het onderhavige geval niet belangrijk, omdat het maaiveld van de polder vrij hoog lag en de waterlozing via een spui- sluis op natuurlijke wijze kon geschieden. Te voren was een tijdschema opge maakt; hierop was de tijd aangegeven, welke was beschikbaar gesteld voorde voornaamste handelingen. Tevens was hierop de verwachte buitenwaterstand vermeld volgens de getijtafels, met de daarbij behorende stroomsnelheden in het sluitgat. Een afdruk van dit tijdsche ma is afgebeeld onder fig. 99. Het blokkeren van het sluitgat tijdens de hoogwaterkentering hield in, dat het casco vanuit het buitenwater via de stroomgeul buitendijks dóór het sluitgat de polder in moest worden gevaren, om dan bij vallend water tegen de aanslagen te worden gedrukt. Het invaren ge schiedde op de juiste tijd vóórstrooms met behulp van vier sleepboten. Zoals de stroomsnelheidskromme aangeeft be droeg de stroomsnelheid op dat ogenblik 0,70 m per seconde. Het casco werd zover de polder in gevaren, dat de achtersteven juist binnen de lijn van de aanslagen kwam te liggen. Zie schets fig. 100. Tevoren waren staaldraden gereed gelegd, die met één einde reeds aan de daarvoor geplaatste ankers en/of dode-bedden waren beves tigd. Met de meeste spoed werden nu de achter- en zijdraden aan de betreffende deklieren bevestigd en het schip werd daarmede voor de achteraanslag ge bracht. Vervolgens werd nu even vóór de hoogwaterkentering de kop van het schip 90° naar links gedraaid, snel werden de draden aan de voorlieren bevestigd en daarna lag het schip op de juiste plaats tegen de aanslagen gemeerd. De kleppen werden geopend en precies binnen de vastgestelde tijd (15 min) zat het casco op de drempel van het sluitgat. Daarna gebeurden vele werkzaamheden gelijk tijdig, o.a. kleppen sluiten, rijsrol laten zinken, perspijpen aansluiten enz. Met behulp van twee kanteibakken, geladen met zware stortsteen, werd ter ver steviging tegen de buitenzijde van het casco een flinke steenrug gestort, mede dienende tegen uitspoeling van de op- gestorte drempel, bestaande uit lichte stortsteen. Vóór de sluiting waren in de stroom geul binnendijks twee zinkstukken en twee zolderbakken, geladen met stort steen, klaargelegd. Beide zinkstukken moesten tot zinken worden gebracht, binnendijks, aansluitend tegen het ge zonken casco en daarna afgestort. Deze zinkstukken waren van een bijzondere samenstelling. De normale tussenlaag was vervangen door waterdichte zeilen, met de bedoeling het fijne zand, dat hier op zou worden gespoten, beter tegen te houden. De beide zinkstukken werden Fig. 98. Een mal van de achtersteven van het te gebruiken casco, gesteld op de juiste maat in het stroomgat. Volgens dit model werd de aansluiting (Jandhoof den) passend opgemetseld. foto Kakebeeke)

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - tijdschriften | 1954 | | pagina 82