hulp van de baggermolen op de juiste
plaats tegen de damwand gemeerd en
tot zinken gebracht. Vervolgens werd steen
en rupelleem resp. tegen de zee- en polder
zijde van de caisson gestort en is de caisson
vol met zand gespoten. Ten slotte werd de
opening tussen de caisson en de westelijke
havendam met rupelleem opgevuld.
6. Oostelijke landhoofd {fig. 76b).
Nadat de in Sluiskil aanwezige Phoenix
BX caisson van 62,2 x 13,6 en hoog 12,2 m
naar Hansweert was versleept en nadat
aldaar de nodige voorzieningen waren aan
gebracht, t.w. een gewapend betonnen aan
bouw op het gangboord t.p.v. de toekom
stige aansluiting met de AX caisson en een
kleisponning van stalen damwand, werd
deze op 8 Juli 1953 naar de Veerhaven ge
sleept en vervolgens tot zinken gebracht.
Hiertoe werd gebruik gemaakt van een
baggermolen welke van tevoren met groen-
harthouten uithouders en kabels naar de
oostelijke havendijk op de juiste plaats was
opgesteld. Bovendien was de baggermolen
goed verankerd, terwijl de ladder op de
bodem was neergelaten.
De BX caisson werd nu aan de havenzijde
van de baggermolen gemeerd (fig. 79) en
met draden op haar lieren vastgemaakt.
Hierna werden de afsluiters opengedraaid
en zonk de caisson, waarbij de reeds ge
noemde sponning op het ene einde en een
aangebrachte stalen damwand op het andere
einde van de caisson als geleiders langs het
boord van de baggermolen fungeerden.
De nog aanzienlijke opening tussen de
BX caisson en de oostelijke havendijk (20 m)
moest nu nog met twee verbindingscais
sons worden opgevuld, waartoe onmiddel
lijk na het zinken van de BX caisson de
steen voor de drempel (6 m NAP) van
de 1e verbindingscaisson werd gestort. De
ze caisson van 7,5 x 11 m en hoog 8 m werd,
nadat een poging tijdens het LW van de
voorgaande dag mislukte, op de HW
kentering van 10 Juli 1953 geplaatst, waarna
direct de steen voor de drempel (2 m
NAP) van de 2e verbindingscaisson van
11 x 7,5 m en hoog 4 m werd gestort,
zodat deze op de HW kentering van 11 Juli
1953 gezonken kon worden. Vervolgens
werd de kleine opening tussen deze caisson
en de oostelijke havendijk met rupelleem
gedicht.
Beide verbindingscaissons alsmede de
BX caisson werden vol met zand gespoten,
terwijl langs de omtrek met kranen en op
lossers rupelleem werd aangebracht.
Aan de havenzijde van de BX caisson
werd een staalconstructie (onder LW) in
van te voren gemaakte gaten in de caisson-
wanden gestoken, welke als aanslag voor de
oostelijke (AX) sluitcaisson zou dienen.
C. Pijler {fig. 76c).
Evenals bij de westelijke sluitcaisson werd
ook hier een bed van rupelleem op de ste
nen drempel aangebracht. De caisson werd
op overeenkomstige wijze als bij het ooste
lijke landhoofd langs een van te voren op de
juiste plaats goed verankerde en met de
ladder aan de grond liggende baggermolen
gemeerd (19JuIi 1953) (fig. 80) en vervolgens
tot zinken gebracht. Rondom de caisson
werd met kantelbakken en onderlosser
steen en rupelleem gestort, uitgezonderd
aan het kopeinde aan de zeezijde (aanslag
AX caisson).
Daar de caisson i.v.m. de stabiliteit tijdens
varen niet hoger dan 10 m mocht zijn,
werden er na het zinken met behulp
van een bok 3 manchetten van 11 x 7.5 m
en hoog 2 m op geplaatst, zodat de vereiste
Fig. 80. Zinken van
de pijlercaisson langs
de gestelde bagger
molen in de Veer
haven op 19 Juli 1953
{Foto v. d. schrijver,
archief R.W.).
Fig. 81. Dichtdraaien
van de Oostelijke
(AX-) sluitcaisson in
de Veerhaven op 24
Juli 1953 (Luchtfoto
K.L.M.).
Staat D.
Afmetingen, datum van plaatsing en drempeldiepte van de caissons in de Veerhaven
Caisson
Omschrijving
Lengte en
breedte in m
Hoogte
in m
Datum
plaatsing
diepte
in m
NAP
Westelijke landhoofdcaisson
15 x 11
10
4 Juli '53
7
Oostelijke landhoofdcaisson
Phoenix BX
62,2 x 13,4
12,2
8 Juli '53
10
Oostelijke landhoofd, 1e verbindings-
11 X 7,5
8
10 Juli '53
6
Oostelijke landhoofd, 2e verbindings-
11 X 7,5
4
11 Juli '53
2
Pijlercaisson
22,7 x 11
10 2
19 Juli '53
10
Westelijke sluitcaisson
33 x 15
10
23 Juli '53
7
Oostelijke sluitcaisson Phoenix AX
62,2 x 18,9
18,25
24 Juli '53
10
Drem
pel-
hoogte van 12 m werd bereikt.
Het onderste gedeelte van de caisson
werd vol zand gespoten, het bovenste ge
deelte met rupelleem gevuld. In elk van
twee manchetvakken aan de zeezijde werd
door een bok een betonblok met stalen
bolder (gewicht 50 ton/stuk) geplaatst, dat
als onderdeel van het scharnierpunt voor
de oostelijke (AX) sluitcaisson zou dienen.
5.7 Plaatsen van de sluitcaissons.
De aldus ontstane westelijke (kleine)
en oostelijke (grote) opening werden resp.
op de L.W. kentering van 23 en 24 Juli 1953
geplaatst (fig. 76 d).
a. Westelijke sluitcaisson.
Deze caisson van 33 x 15 m en hoog 10
m, werd door de westelijke opening geva
ren, langs de gereedliggende baggermolen
gemeerd en met behulp hiervan en een
aantal sleepboten op de juiste plaats ge
manoeuvreerd en tot zinken gebracht.
Hierna werd de caisson vol met zand ge
spoten. Vervolgens heeft men aan weers
zijden van de caisson rupelleem gestort en
zinkstukken gezonken.
Als bijzonderheid kan nog worden ver
meld dat ter plaatse van de aansluiting,
resp. met het landhoofd en de pijlercaisson,
een staalconstructie ter lengte van de
caissonhoogte was opgehangen. Hierop
waren lieren gemonteerd met, via schijven
op diverse hoogten, staaldraadkabels waar
mede zg. rubberworsten klem in de
naden werden getrokken, zodat een goede
afdichting ontstond.
b. Oostelijke (AX) sluitcaisson.
De uit Engeland aangevoerde AX caisson
werd eerst in de haven van Vlissingen ge
bracht, waar op de gangboorden van twee
tegenover elkaar liggende hoeken (d. i.
resp. bij de toekomstige aansluiting met de
pijler en bij het oostelijke landhoofd (BX)
caisson gewapend betonconstructies wer-