Met behulp van burgervrijwilligers kori men in korte tijd een zeer goed werken de verbindingsdienst, direct met de werkobjecten, onderhouden. Een apart verbindingsnet, rechtstreeks verbonden met het centrale kantoor, is door de militairen aangelegd en onderhouden. Hiermede was het dus mogelijk direct contact te onderhouden met de ver schillende plaatsen waar gewerkt werd, hetgeen van zeer veel nut is gebleken voor de materialenvoorziening, ver plaatsing van arbeiders enz. De kaart van fig. 35 geeft het schema van de ver bindingsdienst aan. D. Afsluiting stroomgat bij sluis te Poortvliet (Klaas van Steeland polder). Enige gegevens ter oriëntatie: (zie fig. 34 en 36). G.H.W. 1,75 +N.A.P. G.L.W. 1,90 N.A.P. Stormvloedhoogte van I Februari 1953 4,62 N.A.P. Diepte van de zeer dicht langs de zeedijk lopende vaargeul (Tholensche Gat), I 5 a 20 meter. Overstroomd gebied, waarover de waterstand met de getijbeweging op en neer gaat, groot 2 I 50 ha. Maaiveldhoogte van de overstroomde polders, variërend van 0,50 mtot 2,10 -N.A.P. Een zeer ongunstige omstandigheid is de vlak achter de zeedijk gelegen bergboezem, met bodemdiepte op 3 m N.A.P., die tezamen met het toe- leidingskanaal als stroomgeulen fun geren. Vloedvermogen van het stroom gat 6 a 7 millioen m3 bij normaal getij. Fig. 36 geeft de situatie aan bij de uit wateringssluis. De zeedijk vertoont bij A een doorbraak met stroomgat en bij B een doorbraak boven laagwater. De binnendijk vertoont 2 doorbraken met stroomgaten, nl. bij D ter plaatse van het electrische boezemgemaal en bij C. Bij A was een gevaarlijke toestand, zie fig. 37. Het sluislichaam lag geheel bloot en was onderloops. Het stroomgat langs de sluis werd voortdurend breder en dieper. Grote stukken veen waren vanuit de zate honderden meters land waarts meegesleurd (zie fig. 38). Direct na de ramp begon men met MOGGERSHIL POLDER. Verklaring: stroomgat 10dieptelijn in m- g.t.w. overige maten t.o.v. N.A.P. ANNA VOSO'JK POLDER WATERSCHAP SINT ANNALANO maaiveldhoogte 0,30- tot 0.50* door dit stroomgat geinundeerd 459 ha. Vloed-en Ebvermogen van stroomgat bij normaal getij ieder 5 milt. mf Grondsoort in stroomgat deels veen. deels zavelgrond. Fig. 39. Situatie dijkdoorbraak bij St. Annaland Anna- Vosdijkpolder). Door dit stroomgat is 439 ha geïnundeerd mannen uit de dorpen Poortvliet, Scherpenisse enz. met het dichten van de kleinste doorbraak in de binnendijk bij D, hetgeen met kleizakken tot stand kwam. Vervolgens werd op 4 Februari met een paar honderd man een ver metele poging ondernomen de door braak bij de sluis af te dammen met klei zakken, hetgeen echter jammerlijk mis lukte doordat bij de vloed de zwakke dam doorbrak en het gat in nog sneller tempo uitschuurde. Op 5 Februari begon men georgani seerd het omschreven werkplan af te werken en werden dus alle beschikbare krachten samengetrokken bij Poort vliet. Zodra het 's morgens licht werd, begon het vullen en aanvoeren van kleizakken vanuit de Scherpenissepolder, het enige droog gebleven gebied in de omtrek. Vanwege de verre vervoers- afstand bleek de productie weldra veel te gering, zodat noodgedwongen tevens moest worden overgegaan tot het ge deeltelijk afgraven van de binnendijk van de Klaas van Steeland Polder en de kruin van de behouden gebleven zeedijk. Een eerste punt van overweging was nu, welke van de drie nog overgebleven dijkbressen het eerst gedicht diende te worden. Een blik op de situatie (fig. 36) toont dat door afsluiting van de binnen dijk bij C van de 2I50 ha slechts de Klaas van Steelandpolder, groot 22 ha zou over blijven in open verbinding met de zee, vervolgens zouden dan B en A gedicht kunnen worden. Hoewel dit zeer aantrekkelijk leek, zou door deze werkwijze echter het naast diep water gelegen stroomgat ter plaatse van de sluis nog enkele dagen blijven uitschuren, met grote kans dat het sluislichaam zou worden vernield en daardoor een dichting met de alleen voorhanden zijnde kleine middelen zou zijn uitgesloten. In verband met het laatstgenoemde ge vreesde feit moest alles op alles gezet worden tot directe dichting van het ga: bij de sluis. Hiertoe was het echter nood zakelijk dat men het gat aan beide zijden kon naderen, hetgeen vanaf de Westzijde verhinderd werd door de ondiepe door braak B. Men was dus genoodzaakt eerst doorbraak B en vervolgens doorbraak A te dichten, met de wetenschap dat geul A het zeer kwaad te verduren zou krijgen na de dichting van doorbraak B, omdat dan al het water door één geul verplaatst zou moeten worden. Op 5 Februari werd dan door ca 700 man de doorbraak B door middel van een verankerde dam van kleizakken (zie fig. 37b) afgesloten en tevens werd de smalle geul aan de Oostzijde van de sluis aangevuld met kleizakken. Hierdoor bleef dus alleen nog over het grote stroomgat aan de Westzijde van de sluis, voor welks afsluiting tegelijkertijd alles werd geregeld nl. het in voorraad vullen van ca I 00.000 zakken met klei, die over door modder bijna onbegaanbare polder wegen, gedeeltelijk met paard en wagen vervoerd, maar hoofdzakelijk gedragen moesten worden, het in zakken opslaan van glooiingstenen, aanvoer van badding- hout, warteldraad, boomtakken en dunne boompjes (omdat rijshout en staken ont braken). steigerhout, rijplaten en diverse benodigde kleine gereedschappen. Elec- trisch licht werd aangelegd naar de dijk. Bij de militairen werd een vaartuig met zoeklicht besteld ten behoeve van nacht werk. Het Rode Kruis kreeg opdracht de voeding te regelen voor 1500 arbei ders. Een juist aangekomen afdeling Franse militairen met stormboten zou gevulde zakken aanvoeren over de ge- inundeerde polder. Kortom alles werd geregeld om bij het krieken van de 6ë

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - tijdschriften | 1954 | | pagina 65