OUWERKERK
a lichtmasten
caissons
Cl"j grondbezinking
U zinkstuk op de zate
Fig. 22. Situatie Ouwerkerk.
schuurde uit tot een diepte van meer dan
20 m NAP.
De wateraanvoer uit de westelijke geul
zocht zich een weg naar het oostelijke sluit
gat en achter het middendeel van de dijk
(het eiland) dreigde een nieuwe geul te
ontstaan.
Onmiddellijk werd besloten tot de aan
leg van een (westelijke) verbindingsdam
tussen het eiland en de oude dijk, door welk
werk aan deze zich ontwikkelende geul de
pas werd afgesneden.
Zeer kort daarna bleek het noodzakelijk
ook aan de oostzijde van het sluitgat een
(oostelijke) verbindingsdam te maken, ten
einde bij een dreigende doorbraak van de
oude dijk op het punt waar de oostelijke
geul zich in westelijke richting ombuigt, te
voorkomen dat ook hier de zoveel grotere
waterhoeveelheid van deze geul zich een
nieuwe weg zou banen, met alle gevolgen
van dien.
Aldus ontstond een geheel nieuwe situa
tie, welke na de bestudering van de zich
dagelijks wijzigende dieptelijnen-kaart de
mogelijkheid bood om de uiteindelijke
sluiting van het oostelijke gat meer land
waarts te verplaatsen.
Ten eerste kwam men daardoor met de
nieuw aan te brengen grondbezinking en
steendrempel in een gebied waar de aanleg
van een voldoende ruim sluitgat voor de
inmiddels samenwerkende geulen beter
mogelijk was. En ten tweede ontstond
zodoende toch weer een situatie welke even
deed denken aan de voordelen van een
ringdijk in de polder. Men kwam namelijk
zodoende weer enigszins beschut te liggen
met het materieel en met het zinkwerk
Fig. 23. Grafische voorstelling van het verloop der stroomsnelheid in het laatste sluitgat ge
durende de laatste 24 uur vóór de sluiting.
onder de bescherming van het in de loop
van de zomer gemaakte werk. Een voordeel,
hetwelk met het oog op het steeds vorde
rende seizoen van enorme betekenis moest
worden geacht.
Een nieuwe grondbezinking werd aan
gebracht met een oppervlakte van plm.
80.000 m2, belast met ca. 700 kg/m2.
In het laboratorium te Delft werd in een
nieuw model uitvoerig de nieuwe
situatie bestudeerd en een nieuw sluitings
plan voorbereid. Op de bouwplaats stond
in de directiekamer een maquette opge
steld, waarin men de verschillende sluitings
varianten met op schaal vervaardigde cais
sons kon nabootsen en op de uitvoerings
moeilijkheden en -mogelijkheden toetsen.
Ondertussen werd op de grondbezinking
een drempel van stortsteen gestort, waarop
de landhoofd- en sluitingscaissons zouden
komen te rusten. De bovenzijde van deze
drempel was niet horizontaal, hetgeen na
de sluiting duidelijk zichtbaar was daar de
middelste sluitingscaisson ca. 5 m lager lag
dan dejandhoofden en de daartussen gelegen
oostelijke en westelijke sluitingscaisson
naar het midden toe afliepen.
De drempel verkreeg een lengte van
200 m, een breedte van 65 m en een ge
middelde hoogte van 3 m.
De hoogte van bovenkant stortsteen be
droeg voor het diepste gedeelte,
15 m N.A.P. Voor het aanbrengen
van deze drempel moest ongeveer 55.000
ton steen worden gestort.
Om dit enorme voorbereidende werk in
de kortst mogelijke tijd te voltooien, opdat
de sluiting nog zou kunnen geschieden,
voordat de periode der najaarsstormen aan
zou breken, moest het tempo tot het uiter
ste worden opgevoerd. Zo werd een ge
deelte der zinkstukken nabij Schelphoek
gemaakt, teneinde het in gebruik zijnde
aantal zaten te vermeerderen.
Het korten der dagen bracht mede, dat
somtijds de kenteringen net even voor of
na zonsondergang vielen.
Daarom werd besloten een natrium-
verlichting aan te brengen op de werkter
reinen en de zaten, terwijl bij het sluitgat