N
N
t
J
r9
160
140
120
100
80
60
40
20
N.A.P
20
40
60
80
100
120
140
160
180-
f
-
-
X
V
I—
X
-re
gistrerends
X
L verval
V
sp£
ilschaal
s\
'S
vj j-getijkromme
westhavendijk
binnen
Si
l\\
r->
L—
X
1uu
8
9
10
1
N
12
13
14
15}k.1
6
17
1É
9
PO
V
eti
kromme westhavendijk
M£I
buiten
1
W-snelheid over de P\
Om.)
I
*L
-snelheid
overdrijfvak
/an
20 m
A
♦V*
v+
I
j
80 g.
60 e
40 d
20 -
0-1
20 1
40 S
60
80 E~
Fig. 11. Grafiek met tijkrommen bij Levensstrijd en Zierikzee zelfregistrerende peilschaal)
alsmede grafische voorstelling van de watersnelheden bij de sluiting Zierikzee-west.
noodbeslag. En binnen de aldus ontstane
ringdijk vormde de stad een half jaar lang
als het ware een kleine polder temidden
van het overstroomde gebied. De bevol
king moest voor een deel evacueren, terwijl
de stad automatisch stafkwartier werd voor
alles wat met het herstel der dijken be
moeienis had.
De gaten in de oostelijke havendijk wer
den stroomvrij gemaakt door de bouw van
een inlaagdijk in de polder Zuidhoek,
waarbij het sluitgat evenals in Oosterland
werd gedicht door een stenen dam op
grondbezinking (fig. 10).
In de overstroomde polder Schouwen
werd de getijbeweging hoofdzakelijk be
heerst door de in- en uitstroming door het
dijkgat bij het gemaal Schelphoek. Bij de
voortplanting van dit getij door de polder
in de richting Zierikzee ontstond uiteraard
een verschuiving in phase en een vermin
dering van de amplitude; terwijl de getij-
lijnen van het buitenwater bij Schelphoek
en Zierikzee slechts weinig in hoogte en
tijd verschillen. Daardoor ontstond in
het gat vari de westelijke dijk en via het
kanaalgedeelte tussen dit gat en het buiten
water reeds zeer spoedig een sterke getij-
stroom, waardoor het gat in de dijk snel
verruimde en verdiepte en de bodem van
het havenkanaal snel uitschuurde (oor
spronkelijke diepte 4.50 m NAP ver
diepte tot maximaal 18,20 m NAP).
De eerste pogingen om het gat in de
westelijke dijk met een zandzakkenactie te
dichten mislukten en kort daarna werd het
wel duidelijk, dat hier met kleine middelen
niets meer te bereiken viel.
Gepoogd werd, zonder succes, met be
hulp van keileem, een drempel op te wer
pen in het gat. De verdieping van de haven
was reeds te ver voortgeschreden en de
optredende snelheden te groot voor deze
methode.
Begin Maart werd nog getracht een blok
kade in de polder direct achter het gat tot
stand te brengen met behulp van gezonken
bakken. Toen bleek dat men wegens de
korte kenteringen geen zinkstukken aan de
grond kon brengen, besefte men, dat deze
poging slechts een geringe kans van slagen
bood.
Toch werd zij gewaagd omdat, waar hier
zoveel op het spel stond, de kleine moge
lijkheid die hier in zat niet verwaarloosd
mocht worden Na enige dagen bleek even
wel dat de schepen over de gladde-Wei-
bodem gingen schuiven, de bodem schuurde
verder uit en één voor één verdwenen de
reeds geplaatste schepen in de diepte. Eén
schip bleef op wonderlijke wijze nog maan
denlang zitten!
Daarna werd besloten tot het uitvoeren
van een zuivere maaiveldsluiting waarbij
men, misschien wel onder invloed van de
ondervonden tegenslagen, zeer ver terug
trok en een inlaagdijk ontwierp met een
totale lengte van 1070 meter, te weten
een vaste dijkskop lang 70 meter, aan
sluitend op de havendijk; een vast dijks-
gedeelte lang 600 meter aansluitend op
de inlaagdijk van de Cauwersinlaag nabij
de boerderij „Levenstrijd" en daartussen
een sluitgat ter lengte van 500 meter,
met de bodem over de volle lengte gelegen
op maaiveldshoogte (van 0.30 m NAP
tot 1.30 m NAP).
Ten behoeve van deze sluiting werden
meerdere modelproeven in het Waterloop
kundig Laboratorium te Delft uitgevoerd.
De bodem van het sluitgat werd vast
gelegd met een 30 meter brede bezinking.
De sluiting zelf vond plaats door het op
deze grondbezinking plaatsen van 47 een
heidscaissons van het in Nederland ver
vaardigde type. Rechthoekige betonbakken,
11 meter lang, 7,50 m breed; elk caisson
bevat één betonnen langschot en twee
dwarsschotten en bestaat dus uit zes com
partimenten; in elke kamer is vlak boven
de bodem in de langswand een buis met
eenvoudige afsluiter ingebetonneerd. De
hoogte van de voor deze sluiting gebruikte
elementen was slechts 2.00 meter.
Deze gehele sluiting werd met zeer veel
zorg voorbereid. Dit hield mede verband
met de omstandigheid dat van den beginne
af deze werkmethode werd gezien als een
generale repetitie voor de grote slag om
Schelphoek. De plannen daarvoor waren
inmiddels in grote trekken bekend en daar
zou op veel grotere schaal over enkele kilo
meters lengte een maaiveldsluiting meteen-
heidscaissöps moeten worden uitgevoerd,
zodat dit énkele maanden eerder uit te
voeren werk een prachtige gelegenheid
bood ervaring op te doen en kinderziekten
te overwinnen.
Ter plaatse van de koppen der vaste dijk-
gedeelten wérden tevoren landhoofdcais-
sons geplaatst, elk landhoofd bestaande uit
twee in lengterichting aaneen gekoppelde
eenheidscaissons. De 22 meter lange lengte
-maakte het-mogelijk het landhoofdelement
ver in de dijkskop op te nemen. De aanslui
ting van het steeds verder vooruitgebouw
de westelijke, vaste dijkgedeelte op het
geplaatste landhoofd baarde nog heel wat
zorg. Over ca 200 meter lengte kon de klei-
kade slechts worden vooruitgebracht onder
bescherming van tevoren gezonken z.g.
„hoge hoeden", zinkstukken van normale
dikte doch in de midden over een breedte
van 3,5 meter verhoogd met enige lagen
Gelders hout waarover een derde rooster,
dat met sjorringtouw aan het bovenrooster
was verbonden. De totale dikte in het mid
den van dit stuk bedroeg 1.40 m.
En om tenslotte het landhoofd te berei
ken moest over de laatste 125 meter nog
een stenen rug op opzinking worden aan
gebracht.
De 12e Mei werd, aansluitend op het
oostelijke landhoofd, een element ter lengte
van 44 meter (samengesteld uit 4 eenheden)
op de bezinking geplaatst.
In verband met de hoge ligging van het
maaiveld aan deze zijde van het sluitgat
moest van het springtij gebruik worden
gemaakt om de caissons te plaatsen.
De eigenlijke blokkering voltrok zich de
2e, 3e en 4e Juni op welke dagen, zowel van
de ochtend- als van de avondkenteringen
gebruik kon worden gemaakt. In deze
3 dagen werden 39 eenheidscaissons ge
plaatst als gekoppelde elementen (4 x 6;
3 x 4 en 1 x 3 stuks); het laatste sluit-
element werd geplaatst de 4e Juni om
21.30 uur.
De koppeleiementen werden steeds op
het staartje van de vloedstroom met behulp
van een op spuds vastliggende afvierponton
op de plaats gebracht waarbij men er op
bedacht diende te zijn enerzijds niet te
vroeg te beginnen met afvieren, daar dan de
stroomsnelheid en de daarmede correspon
derende troskrachten te groot zouden zijn,
anderzijds niet te laat, omdat tijdens het
plaatsen der caissons nog juist enige trek
kracht in de kabels aanwezig diende te zijn.
Steeds weer spannende momenten, waarbij
het vaak om minuten gaat.
Na de blokkering werd de gehele inlaag
over de caissons heen op een hoogte van
4.00 m NAP gebracht en was de dijkring
rond de polder Schouwen nog slechts op
één plaats doorbroken, n.l. bij het gemaal
Schelphoek.
Het definitief herstel van de havendijken
te Zierikzee, het weer op hoogte brengen
van de bodem van het havenkanaal, het
herstel van de havenhoofden is nog steeds
in uitvoering en vormt een karwei, waar
mede nog enige miljoenen gemoeid zijn. Er
bestaan plannen het kanaal af te sluiten met
een keersluis, welke bij abnormaal hoge
waterstanden wordt gesloten en waardoor
een einde zou komen aan de toestand (zoals
trouwens op zoveel plaatsen in Zeeland),
waarbij tengevolge van de aanwezigheid
van diep landwaartsinsnijdende tijhavens
de hoogwaterkering daarlangs wordt ge
vormd door vaak wrakke gevels van ge
bouwen, schotbalkkeringen met vrij grote
dagwijdte en laag liggende drempels, met
alle ongerief en gevaar van dien.
De westelijke havendijk ter plaatse van
het stroomgat werd niet volgens het oor
spronkelijke tracé gereconstrueerd, doch
zodanig achterwaarts verlegd, dat daar ter
plaatse een kanaalverbreding ontstond, ge
legen buiten de toekomstige keersluis.
Deze verbreding is o. m. geschikt te maken
als vluchthaven en ligplaats voor schepen,
indien- de keersluis gesloten is.