nere gaten, waartussen een dijksgedeelte van 10 meter lengte in tact bleef. Er ont wikkelde zich reeds spoedig een geulen stelsel, hetwelk met een snelheid van ge middeld 10 meter per dag voortschreed. Beide gaten verenigden zich tenslotte tot één bres met een breedte van ±105 meter en een maximum diepte van 15.00 m NAP. Het gemiddelde vermogen kon glo baal worden gesteld op 5.000.000 m3 per tij. Besloten werd dit gat stroomvrij te maken door het opwerpen van een ringdijk in de polder bestaande uit 2 dijkskoppen op het maaiveldsgedeelte van het tracé en een stenen dam op grondbezinking ter plaatse van de ontstane geul. De totale lengte van de ringdijk bedroeg ca. 200m, de lengte der stenen dam ca. 150 meter. De grondbezin king, waarvan de breedte varieerde van 45 60 meter lag met de bovenzijde ter plaat se van de steenrug op 3,50 m NAP, de steenrug werd opgeworpen tot 1.50 m NAP, de dwarsdoorsnede er van was een driehoek met een basisbreedte van 12.00 m. dit wil dus zeggen zijdelingse belopen iets flauwer dan 1:1. De bezinking werd belast met ca. 0.95 ton per m2. Er werd aan zink- en nabestor- tingssteen verwerkt 6300 ton, in de stenen dam werd verwerkt 8500 ton (10/80 en 60/300). Nadat de dam op hoogte was, bleek de totale lek zodanig, dat door middel van klei- bestorting op de beide taluds de dam water dicht moest worden gemaakt, alvorens met succes kon worden voortgegaan met het persen van zand. Na het stroomvrij maken van dit stroom- gat op 27 April werd de definitieve herstel ling ter hand genomen, waarbij de dijk her steld werd volgens het oorspronkelijke tracé, waarbij de kruinshoogte aangelegd werd op 6.00 m NAP (vóór de ramp 5.20 m NAP). Foto 6. Onder bescherming van een ,,bak" v/nrdt één der laatste gaten in de Rampaartse dijk met een zandzakkendam (op een grondstuk) gedicht (5 Aug. '53). (Foto K.L.M.). Oosterland is dus te beschouwen als een zuivere geulsluiting met behulp van bezin king en een stenen dam, een methode welke voor het sluiten van gaten met een niet al te groot debiet nog wel aanvaardbaar is. Door over de volle lengte van de stenen dam van onder op zo regelmatig mogelijk steen te storten tot de hoogte van halftij ontstaat een situatie, waarvan men spreken kan van een volkomen overlaat, waarbij het waterpeil aan de benedenstroomse zijde geen invloed meer heeft op de optredende maximale stroomsnelheid. Een ander voordeel is, dat bij tegenslagen (bijv. ontstaan van verdiepingen naast de bezinking met als gevolg verzakking of af schuiving van een stuk) de steendam wel plaatselijk zal kunnen verzakken doch niet plotseling geheel wegspoelen, een en ander als gevolg van de zwaarte van het gebezigde materiaal. Na bijstorten van het verzakte gedeelte is er hoogstens sprake van enige vertraging maar niet van een totale mis lukking. Bij het uitvoeren van onvoorbereide werken, waar de gehele organisatie op zeer korte termijn uit de grond moet worden ge stampt en het gehele werk moet worden geïmproviseerd is het grote bezwaar van deze methode evenwel de enorme aanslag op de beschikbare hoeveelheid stortsteen, temeer waar de aanvoer- en overslagcapa- Fig. 7. Dijkdichting nabij Oosterland. De stenen dam op een grondbezinking wordt opgeworpen met behulp van 2 MUZ-kranen. Een grondzuiger met drijvende leiding perst zand voor de dam (21 April '53). (Foto K.L.M.). 61 I

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - tijdschriften | 1954 | | pagina 53