Fig. 2<). Kleine Anna Wilhelminapolder. Kielspitten onder de weggeslagen dijk foto Provinciale Waterstaat Z.H. Fig. jo. Stroomgat te Herkingen op 7 Februari. Het dijkgedeelte tussen de twee stroomgaten is later geheel weggeslagen. foto M.L.D.). Deze kaden hadden een kruinsbreedte van 1.00m met een buitentalud van 1 :3 en een binnentalud van 1:1%. Hierbij waren in het drukste van het bedrijf 43 draglines van 31 bulldozers tegelijk bezig. Het buitentalud werd verdedigd met een rietbeslag, waarbij een oppervlakte van 55000 m2 talud werd bekleed. Allereerst is het belangrijk te weten op welke wijze de dijken bezweken zijn. Men verwachte niet dat hieronder een antwoord op alles gegeven kan worden. Dit vraagstuk is zo veelzijdig en er zijn zoveel factoren die een rol spelen, dat een algehele conclusie in dit stadium niet mogelijk is. Sinds het ontstaan en de indijking van dit eiland hebben er doorbraken plaats gehad en zijn er inundaties geweest. Bijna altijd betrof dit het onderlopen van één of meer polders, waarschijnlijk te wijten aan minder goed dijksonderhoud. Slechts bij de beruchte vloed van 26 januari I682 liep vrijwel het gehele eiland onder. In een dergelijk geval moet wel een bijzondere oorzaak de aanleiding zijn. Dezelfde oorzaak was ook op I Februa ri aanwezig, en wel een buitengewoon H.W. Na I894 waren er geen over stromingen geweest en dus hadden de dijken in het algemeen gesproken het water steeds kunnen keren. Het dijks onderhoud was gecentraliseerd, het toezicht verscherpt, de dijken werden regelmatig bijgehouden en verhoogd en men raakte met het idee vertrouwd dat doorbraken historische gebeurte nissen waren. In het algemeen gesproken en nu spreken wij op grond van een scherp onderzoek na de ramp waren de bestaande dijken niet zo slecht. Het profiel was niet altijd volmaakt, vooral het binnentalud was dikwijls te steil, de kruin aan de smalle kant, maar toch hebben deze dijken eeuwenlang aan de gestelde eisen voldaan. Ook na deze stormnacht is niet de in druk verkregen dat de dijken zo maar in elkaar gezakt zijn, maar wel bleken zij voor dit hoge tij te laag te zijn: Ze werden overstroomd. Uit alle waarnemingen blijkt wel dat de beschadigingen vanuit het binnentalud zijn begonnen. Het buitentalud is, voor zover nog aanwezig, overal gaaf gebleven. Er zijn twee manieren denkbaar, waar op het binnentalud beschadigd kan wor den, nl door overslag en door verweking. Het materiaal waaruit deze dijken zijn opgebouwd, is fijne zanderige klei, die onder bepaalde omstandigheden gemak kelijk water doorlaat. Het buitentalud heeft veelal een nor male, goede helling (I 3 of I 4), het binnentalud is dikwijls te steil (I I Op enige plaatsen is vlak langs de binnen- teen een verharde weg aanwezig, met vlak daarlangs weer een diepe sloot (zie ook fig. 25, de dijk van de polder Oud- Herkingen). Normaal is het dijklichaam inwendig droog, waardoor de dijkspecie vanaf het oppervlak gaat scheuren en er een onsamenhangende, kluiterige massa ont staat. Boven op de kruin vertonen zich grote langsscheuren en men ziet hier een ba saltstructuur. Door de hoge waterstand, ook bij de voorafgaande eb, was de dijk doorweekt. De grote scheuren laten veel water naar binnen stromen. Hierbij komen de nadelige factoren, zoals mollenritten en een slechte grasmat aan de binnenkant. Er is nu nog onderscheid te maken tus sen dijken langs polders die met de ramp niet of niet hoog geïnundeerd werden en dijken die geheel in het water kwamen. Het eerste geval komt voor bij de dijk van Oud-Herkingen (fig. 25). Deze dijk was vrij hoog, het water is er weinig overgestroomd, maar de golf- overstort heeft hem doorweekt. De volgende beschadigingen komen voor: fig. 25a. Het binnentalud heeft zich gezet, is dus gaan vloeien. Het binnentalud is aan de onderzijde uitgestulpt. Dit zou erop kunnen wijzen, dat de hiel van de dijk doorweekt is geweest. De grasmat is volkomen gaaf gebleven, fig. 25b. Er is een begin van afschuiving. fig. 25c. Het binnentalud is over de weg afgeschoven. De afschuiving liep midden door de scheur, welke reeds voordien aanwezig is geweest. De resterende dijk is loodrecht blijven staan. Toen het buitenwater tot boven aan de dijk stond, kon het ingedrongen water alleen naar binnen afvloeien. Na daling van de vloed begon het water naar weers zijden terug te lopen. Het buitentalud met een flauwe helling hield stand en het steile binnentalud bezweek. Het tweede geval vindt men o.a. bij de dijk van de polder Klinkerland. Deze dijk is plaatselijk bezweken en de polder is volgelopen tot de stand van het buiten water. Ook hier vindt men verschillende stadia van beschadiging, aangegeven in fig. 26 onder a, b en c. Merkwaardig zijn hier weer de steile randen, waaruit men de conclusie zou kunnen trekken, dat de dijk pas be zweken of afgekalfd is, bij het vallen van het water, omdat anders afschuring van de randen had moeten plaatsvinden en deze is nergens geconstateerd (fig. 27). Het is zelfs waarschijnlijk dat het bezwij ken in phasen is geschied. Ook hier is de dijk geheel doorweekt

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - tijdschriften | 1954 | | pagina 42