1
Fig. 24. Gedeelte van de zg. „Gatenkaart".
terwijl het ontstaan van stroomgeulen
dwars over het eiland werd bemoeilijkt.
Bovendien kon vanuit het gespaarde
gebied met de werkzaamheden een be
gin worden gemaakt.
In de binnendijken bevonden zich
100 gaten met een lengte van 5480 m,
terwijl het talud over een lengte van
ruim 37 km was beschadigd.
Op 4 Februari, dus 3 dagen na de ramp,
heeft de Provinciale Waterstaat van
Zuid-Holland een pioniersstaf, groot 12
man, naar het eiland gezonden, die con
tact opnam met de dijkbeherende water
schappen. De leiding van deze groep had
grote bevoegdheid om zelfstandig te
handelen. Doordat de Provinciale Water
staat haar diensten aan deze water
schappen aanbood, konden door een
vlotte samenwerking weldra gunstige
resultaten bereikt worden.
Weldra bleek, dat een totaal beeld van
de omvang van de ramp nog ontbrak.
Men wist ongeveer hoever de wegen in
tact waren en welke plaatsen, met of
zonder geluk, misschien bereikbaar
waren. Overigens was niets bekend. Er
waren echter voldoende aanwijzingen,
die erop wezen, dat de toestand van het
eiland hoogst ernstig was.
De eerste taak van de dienst van de
Provinciale Waterstaat was dus om door
eigen waarneming te weten te komen
hoe groot en van welke aard de schade
was.
Daarom trokken reeds vroeg 's mor
gens verkenners naar alle zijden, met
de opdracht een bepaald gebied zo nauw
keurig mogelijk in kaart te brengen.
Belangrijk waren: afmetingen van
stroomgaten, richting van de stroom (uur
optekenen), schade aan buiten- en bin
nendijken, toestand verbindingswegen
enz.
Hoe men deze gebieden bereikte, werd
aan eigen initiatief overgelaten.
Gebruik werd gemaakt van ducks,
jeeps en oneindig veel benenwerk.
Ook werden vluchten met helicopters
uitgevoerd om vlug een algemeen over
zicht te verkrijgen. De ervaring met de
ducks was niet gunstig. Wel konden deze
varen of rijden, maar waar niet te varen
of te rijden viel, dus in de dijkgaten,
strandden zij op glorieuze wijze. In
vele gevallen bleek het mogelijk bij
laag water over de schorren (hier gorzen
genoemd) langs de buitendijken verder
te komen. Soms moesten bij stroom
gaten op L.W. grote omwegen gemaakt
worden over de slikken.
De Provinciale Waterstaatsdienst die
zich voorlopig te Dirksland had geves
tigd en zich met verscheidene krachten,
waaronder ook tekenaars, had uit
gebreid, was in staat, een week na de
ramp een vrij goede tekening te ver
vaardigen van de omvang der schade.
Deze kaart, in de wandeling de gaten-
kaart" genoemd, werd de basis voor de
bespreking tot het herstel van de dijken.
In fig. 24 is een stukje van deze gaten-
kaart gereproduceerd. Weliswaar was
het geen mooi bureautekenwerk, maar
elke avond, of soms 's nachts, ver
scheen in de eerste tijd een nieuwe
„editie", waarin de laatste gegevens
waren bijgewerkt. Omdat hieruit bleek,
dat grote dijklengten zodanig beschadigd
waren, dat normale reparatie niet moge
lijk was, overwoog men hiervoor nieuwe
dijken te leggen. Men besefte dat dit in
korte tijd moest geschieden en dat de
dijk voor half October gereed moest
zijn. Voor een dergelijke dijk was de
grote hoeveelheid benodigde klei niet
op het eiland aanwezig. De klei zou van
elders aangevoerd moeten worden. De
aanvoer en verwerking zou zeer veel tijd
in beslag nemen, terwijl men er boven
dien aan twijfelde of men voor de af
werking voldoende vakmensen zou kun
nen krijgen. Besloten werd daarom dij
ken van zand te spuiten tussen twee
perskaden, deze dijken met mechanische
middelen op te bouwen en ze gedeeltelijk
af te dekken met asfalt.
Reeds eerder waren elders in Neder
land met gunstig gevolg dijken met asfalt
bekleed. Deze dienden echter alleen om
vaargeulen of haventerreinen te be-
schermen. Hier moest echter in aan
merking worden genomen, dat de dijk
een heel eiland met zijn bewoners blij
vend moest beveiligen. Toch was deze
oplossing de enige kans om voor de
winter het eiland bewoonbaar te maken.
Fig. 2/. Vernielde dijk van
Lodewijkspolder foto Provi
ciale Waterstaat Z.FI.)