De dijk van de Torensteepolder en de Hogezandse polder onder de gemeente Numansdorp liep grote schade op. In deze dijk werden 15 gaten geslagen, met een totale lengte van bijna 2000 m. Achter de gaten ontstonden overal grote wielen.Fig.l7,genomenbij de Sch uringse haven geeft een algemeen beeld van deze beschadigingen. Door het vollopen van de Eendragts- polder, de Torensteepolder en de Hogezandse polder werd de ten Noorden hiervan liggende Numanspolder even eens geïnundeerd. In de binnendijk tus sen de Eendragtspolder en de Numans polder werd een 5-tal gaten geslagen. De Nieuwe Bekade Heuvelpolder en de Johannapolder werden door over de dijk stromend water geïnundeerd; als gevolg van het overlopen werd de dijks- kruin hier op vele plaatsen verlaagd. In de buitendijk van de polder„Het land van Essche" werden geen gaten geslagen, wel werden in de dijk tussen deze polder en de ten Westen hiervan liggende polder de Gorzen en aanwassen van de Lande van Essche, niet minder dan 8 gaten geslagen, terwijl in de dijk tussen deze polder en de ten Oosten hiervan liggende Strijensche polder 5 gaten werden geslagen. De buitendijk van de Strijensche polder werd aan de binnenzijde beschadigd door overslag. Deze beschadiging werd later nog groter ten gevolge van de golfslag in de ondergelopen polder. De dijk van de in het Zuid-Oosten van het eiland gelegen Mariapolder werd op 7 plaatsen doorbroken (zie foto fig. 18). Een dezer gaten was een stroomgat, het enige stroomgat van het eiland, het kon echter spoedig gedicht worden. De dijk tussen de Mariapolder en de daarachter gelegen polders Beversoord en Oud-Beversoord brak op 5 plaatsen door. Ook de dijk tussen de polder Beversoord en de daar weer achter ge legen Strijensche polder brak op 7 plaatsen door. In de dijk van de Trekdampolder viel een gat, terwijl de binnenkruin op ver scheidene plaatsen door overslaand water werd weggeslagen. Verder bleven de dijken langs de Dordsche Kil intact. Aan de Noord-Oostzijde van het eiland brak de dijk van de, buiten de hoofdwaterkering liggende, polder Groot Koningrijk op 14 plaatsen door, waarbij gaten waren van 100 m breedte. De achter deze polder liggende dijk van de Mijlpolder brak toen op twee plaatsen door, met één gat van 70 m en Fig. 19. één van I70 m breed. De gevolgen van deze doorbraak waren funest voor 's-Gravendeel. Het gedeelte van dit dorp gelegen aan de Molendijk (de dijk tussen de Mijlpolder en de polder Nieuw Bonaventura), werd bijna volkomen ver nield. Evenals in de dorpen Numansdorp en Strijen, vielen hier tientallen slacht offers. Inde Molendijk viel een I 2-tal gaten (zie fig. foto I 9) waardoor de ruim 2000 ha grote polder Nieuw Bonaventura vol liep. Bovendien kreeg deze polder water uit het Zuiden via het Land van Essche. Via de Mijlpolder liep ook het Nieuwe land van Puttershoek vol. De binnendijk tussen Nieuw Bona ventura en Oud-Bonaventura bleef intact; door het aanbrengen van zandzakken kon het overstromende water uit de polder Oud-Bonaventura geweerd wor den. Aan de Noordzijde van het eiland brak de dijk van de polder Oost en West- zomerlanden op 2 plaatsen door, waarbij één gat was van ruim 100 m (zie fig. foto 20). Aan de Noordwestzijde van het eiland brak de dijk van de Noordpolder van Piershil op enkele plaatsen door. Door het vollopen van deze polder, viel ook een gat in de dijk tussen deze polder en de polder Klein Piershil. Verder vielen in de dijken aan de Westzijde van het eiland van de Leen- herenpolder, de Noordpolder van Gouds waard en de Molenpolder diverse gaten, en via deze polders werd ook de polder Oude Korendijk geïnundeerd. In het centrum van het eiland werden de Groot-Zuid-Beijerlandse polder en de polder Cromstrijen dras door overslag, resp. via de Eendragtspolder en de Numanspolder. Door het uitvallen van de bemalingen en door kwel werden later nog de pol ders Klein Zuid-Beijerland, Klein Crom strijen, Het oude land van Strijen, Oud- Bonaventura, Oud-Heinenoord en Moer kerken dras. Aard der beschadigingen Behalve in een betrekkelijk klein stroomgat in de dijk van de Mariapolder, strekten de diepte der gaten in de dijken van de Hoeksche Waard zich niet verder uit dan tot de buitenberm. In het dijks- lichaam zelf was de dijk meestal tot op het oude maaiveld weggeslagen, terwijl achter het gat dan een wiel was ontstaan. De diepte der wielen was in de regel niet groter dan 4 meter. De grondslag Foto W. Wissink f jgm 20. van de Hoeksche Waard bestaat uit een laag klei ter dikte van I tot l,50 m, daaronder een laag zand van I m en daaronder weer een vaste veenlaag van I tot 2 m. In de wielen was behalve de klei- en zandlaag ook de veenlaag weggeslagen. Dit veen werd in de vorm van grote bonken overal in de achterliggende pol ders terug gevonden. Eerste maatregelen Doordat de Hoekse Waard vrij dicht bevolkt is en men door de aan wezigheid van twee grote suikerfabrie ken en enkele groothandelsverenigingen over veel zakken kon beschikken, was men in staat reeds op de eerste dag van de ramp tot de tegenaanval over te gaan. Deze maatregelen die onder leiding van het waterschapsbestuur en de plaatselijke polder- en gemeentebesturen zijn ge nomen, hebben tot resultaat gehad dat de waterwolf niet verder om zich heen kon grijpen en dat het eiland gespaard is gebleven voor de toestanden die in andere rampgebieden zo veel onheil hebben aangericht. Hier is wel duidelijk het nut gebleken van een centraal waterschapsbestuur, waardoor alle te nemen maatregelen gecoördineerd kon den worden. Bestond het werk tijdens de eerste rampdag uit het verzekeren van de bin nendijken, op de tweede dag, direct na het vallen van het water, werd begonnen met het dichten van de zomerkaden in de buitenpolders, zodat het vloedwater kon worden gekeerd. In het centrum van het eiland, in het drooggebleven Klaaswaal, werd reeds in de eerste dagen een centraalpost ge sticht, waar de leiding gegeven werd door het Waterschapsbestuur en de technische staf van de Provinciale Water staat. Zo spoedig mogelijk werden con tacten met aannemers gezocht, om ge schoolde arbeiders en zwaar materieel te kunnen inzetten. Het eerste doel was, waar zomerkaden voor de dijk lagen deze te herstellen, meestal liggen deze zomerkaden 2 m a 2,50 m -f N.A.P. Waar geen voorliggende zomerkaden aanwezig waren werd in of om de dijks- gaten een kade, reikende tot 2m ge legd. Een en ander is gebeurd met ter plaatse aanwezige grond. Tegelijk met het herstel van de dijken en kaden werd een aanvang gemaakt met het verwijderen van de 250 millioen m3 inundatiewater waar dit mogelijk was. Hiertoe werden de uitwateringssluizen Foto WWissink

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - tijdschriften | 1954 | | pagina 39