Het stroomgat in de hoogwaterkerende dijk van de polder Oudenhoorn, gezien op 23 Februari 1953, bij de vloedstroom. Aan de werveling in het gat is te zien dat een punt van een zinkstuk omhoog zit. Verder is het uitgebouwde landhoofd aan de oostzijde goed te zien. Luchtfoto K.L.M.j De dichting met het element van het stroomgat in de hoog waterkerende dijk van de polder Oudenhoorn, op 28 Februari 1953. Hierop is duidelijk de guillotine te zien en de persleiding die nog aan elkaar moet worden gekoppeld. A.N.P.-foto lengte 5 1,3 m, breedte boven 7 m, breedte aan de bodem 5,80 m, hoogte 5,60 m, diepgang 2,60 m en gewicht ongeveer 700 ton. Dit gewicht was onvoldoende om bij de te verwachten zijdelingse waterdruk de nodige stabili teit op te leveren. Daarvoor was nodig dat het direct na het zinken geballast zou worden. Het eenvoudigst kon dat geschieden door het vol persen met zand. Gezonken zijnde moest het dus nog op de laagste plaatsen enkele deci meters boven H.W. uit blijven steken. Het element kwam 26 Februari in Helle- voetsluis aan. Al deze voorbereidingen voor het sluiten hebben geduurd van 7 tot 28 Februari. 11 Dit was I dag later dan oorspronkelijk *■- in de bedoeling lag. Er waren echter 582 b enkele moeilijkheden ontstaan met de persleiding tijdens het proefdraaien. Deze waren de 28e Februari verholpen, nadat er dag en nacht onder hoog spanning aan was gewerkt. Het voorspel van de sluitingsmanoeuvre begon in de nacht van 27—28 Februari. Het sluit- element werd in die nacht al vroeg naar het gat gesleept en 's morgens bij de kentering over hoog water aan draden I en 2 vastgelegd, zoals in fig. 15 is aan gegeven. Het element lag dus naar de rivierzijde van het sluitgat. Het was al zo vroeg in de nacht naar het gat ge bracht, omdat men bang was, dat er 's morgens mist zou komen. Dit bleek inderdaad een gelukkige beslissing te zijn, want 's morgens, toen het element werd vastgelegd, was het zicht geen I0 meter. Men zou zich nog kunnen af vragen waarom het element niet direct voor de sluiting (dus tegen de middag) werd aangevoerd. Deze mogelijkheid was uitgesloten omdat voor het gat een plaat lag waar bij laag water I m water stond. De sluiting moest geschieden bij de kentering over laag water. De manier waarop de sluiting werd bewerkstelligd staat aangegeven op tekening fig. 15. De draden I en 2 vormden tezamen het draaipunt. De draden 3 en 4 zorgden ervoor dat de draden I en 2 tijdens het draaien gestrekt bleven. Draad 5 was trekdraad. Hij liep via een voetblok op het werkterrein aan de oostzijde naar een lier op de kraan, die even buiten het gat verankerd lag. Draad 6 deed alleen dienst om als het element bijna op zijn plaats lag draad 5 te helpen, die dan een hoek van 4; 80° maakte waardoor hij weinig kon helpen. Draad 7 deed dienst als ankerdraad en werd pas gebruikt als

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - tijdschriften | 1954 | | pagina 37