Begonnen werd met het herstel van de beschadigde 3,5 m brede aanvoerweg, die op de hoogwaterkerende dijk lag, met zakken zand, klei en een afdekking met rijplaten. Bovendien werd over een lengte van 600 m, aansluitende aan het gat een 4 m brede buitenberm van zand, tot een hoogte van 2.00 m -f N.A.P. dus I m boven dagelijks hoog water, op het gors opgeworpen. Hierop vormde men met rijplaten een weg, welke tegen het gat verdubbeld was, waardoor een keerplaats werd verkregen. Dit was vooral van belang bij de sluiting, daar het hierbij absoluut noodzakelijk was dat de aanvoer van de benodigde materialen zonder stoornis verliep. Bovengenoemde werkzaamheden duurden 14 dagen en er werd hierbij zoveel mogelijk dag en nacht gewerkt. Ondertussen was het zinkwerk ook op gang gekomen. De bezinking bestond uit 4 stukken van 20 x 40 m, die de onderste laag vormden, met daarboven 3 stukken van 20 x 20. De bestorting bestond uit stortsteen van 10 tot 80 kg en 80 tot 200 kg per stuk met een totaal van 400 kg/m2. Bij het zinken van het eerste stuk over hoog water, bleek dat de kentering te kort was om het goed te doen. Het stuk is nog maar juist terecht gekomen, maar het risico bleek te groot. De overige stukken zijn dan ook over laag water gezonken. Het zinken heeft verder een vlot verloop gehad en alle stukken zijn op de vooraf bepaalde plaats terecht gekomen. Wel is er nog enige last ondervonden doordat de punten van enkele stukken omhoog kwamen. Deze konden echter steeds worden bestort voordat het werkelijk gevaarlijk werd. Het nadeel van het omhoogkomen en nabestorten was, dat men opeenhopingen van steen kreeg, waardoor de bodem voorziening niet zo vlak uitviel als wel wenselijk was. De diepte na de bezinking varieerde van 3,20 tot 4,30 N.A.P. V De 2500 m lange persleiding diam. 600 mm, om het zand te spuiten, werd tussentijds gelegd. Dit werk had nogal wat voeten in de aarde en hieraan is dan ook tot de sluiting gearbeid. Deze leiding was nodig, omdat de zuiger van 800 pk en de aanjager van I 000 pk in het Kanaal door Voorne hun ligplaats hadden. Deze ligplaats was gekozen omdat men nu vooraf de zuiger met de persleiding in gereedheid kon brengen. Zodra het element op zijn plaats lag, kon men met spuiten beginnen. Dit was beslist nood zakelijk omdat het element binnen 20 minuten na het tot zinken brengen gevuld moet zijn met zand en water, als extra gewicht, om de druk van het op komende water te weerstaan. Tevens werd de kans op stagnatie tot een mini mum beperkt, want aangezien het zand uit de Brielsche Maas werd gewonnen, kon er nu onder practisch alle weers gesteldheden worden doorgewerkt. Aan het werkterrein moest de nodige aandacht worden besteed. Hierop moes ten aan beide zijden verschillende lieren en takels worden opgesteld en 100 ton steen moest er in opslag liggen, terwijl aan de westzijde nog een rijbaan voor de vrachtauto's-en plaats voor een dragline moest overblijven. Om deze ruimte te krijgen werd toen aan beide zijden de kruin over een afstand van IS m tot 2,20 m en 3,00 m -(-N.A.P. afgegraven en aan de westzijde werd via een oprit verbinding gebracht tussen de aan- en afvoerweg. Een en ander is te zien op fig. 13. De dichting zou geschieden met een element van 5 1,50 m. Het gat was echter 70 m breed. Het was dus nodig land- hoofden uit te bouwen, om de opening tussen landhoofd en element zo klein mogelijk te maken. De breedte moest worden gereduceerd tot 58 m, dat is nog 6,5 m breder dan het element. Deze overmaat had men nodig om de draai- manoeuvre te kunnen uitvoeren. Over de beide zijden verdeeld was deze 6,5 m dus na het zinken van het element, te dichten. Deze landhoofden, samengesteld uit zandzakken, verkregen een breedte van 10 m en zijn 6 m in het gat uit gebouwd. Het sluitelement bestond uit twee aan elkaar gekoppelde betonnen tank scheepjes met een stalen opbouw. Deze scheepjes waren overgebleven bij de dichting in I 950 van het sluitgat van de afsluitdam van de Brielse Maas. De scheepjes waren zo aan elkaar gekoppeld, dat ze langs elkaar konden scharnieren zonder dat de dichting werd verbroken. In verband met de onregelmatige vorm van de bodem van het sluitgat, ontstond daardoor een betere aansluiting met die bodem dan wanneer het sluitingselement een geheel zou hebben gevormd. In de zijwanden van de ponton waren in het gedeelte dat vóór de belasting met de stalen bovenbouw boven water bleef, stalen kleppen aangebracht, die dienden om het water toe te laten bij de zink- manoeuvre, daar deze kleppen bij de afgewerkte ponton ruim onder water kwamen. De beide uiteinden van het element waren voorzien van een zg. guillotine die hier voor het eerst werd toegepast. De guillotine bestond uit een dubbel stalen vakwerk, waartussen D.I.N. profielen aan stalen pennen hin gen. Door nu de pennen achtereenvol gens vanaf het element weg te slaan, vielen deze D.I.N. profielen stuk voor stuk staande in het profiel en ze vormden aldus een volledige afsluiting op het willekeurig gevormde talud. Een van deze twee constructies is op fig. 14 dui delijk te zien. De afmetingen van het element waren Het stroomgat in de hoogwaterkerende dijk van de polder Oudenhoorn, gezien op 5 Februari 1953, bij een krachtige ebstroom. {Foto M.L.D.)

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - tijdschriften | 1954 | | pagina 36