niet generaliseren maar zal elk geval op zich beschouwd moeten worden. Ten einde nu vooraf te weten waar men met de sluiting aan toe zal zijn wordt een berekening als die, behorende bij fig. 7, uitgevoerd, waarbij dan gebruik ge maakt wordt van uitkomsten van metin gen in voorafgaande kenteringsperioden. Hierbij zal nog rekening gehouden moe ten worden met het feit, dat de kente ring in het gat later zal vallen naarmate de overblijvende opening kleiner wordt door het invaren van de ponton. Van de resultaten van deze berekening zal men dan tevens gebruik maken bij het vaststellen van het tijdschema voor de sluitingsoperaties. Daarnaast is het gewenst tijdens de sluiting zelf zo lang mogelijk snelheids metingen en peilschaalwaarnemingen te verrichten en het tijdstip van kentering nauwkeurig op te nemen. In bovenstaande beschouwingen is geen rekening gehouden met eventuele lek kage (onderloopsheid e.d.). Treedt deze op, dan wordt in alle besproken gevallen de situatie iets gunstiger: na plaatsing vóór de kentering zal de binnenwater stand iets minder snel stijgen daar nog een deel van het water uit de kom kan wegvloeien, na plaatsing na de kentering loopt de binnenstand iets sneller op als gevolg van het nog doordringende vloed water. Dit voordeel zal echter niet op wegen tegen het nadeel van het moeilijk dichten van grote Iek-openingen Voor vele belangrijke en vaak ingewik kelde problemen moesten getijbereke ningen worden uitgevoerd. We hebben hiervan enkele voorbeelden gegeven waarvoor we fictieve gevallen gekozen hebben die betrekking hebben op de eindphasen van sluitingen volgens diver se methoden. Voor het overige volstaan we met het noemen van de volgende gevallen, waar voor uitvoerige berekeningen werden gemaakt, in het bijzonder ter bepaling van vermogens, stroomsnelheden, hoog- en laagwaterstanden, tijdstippen van kentering, en de veranderingen die deze grootheden zouden ondergaan als gevolg van wijzigingen in de situaties door het vorderen der werkzaamheden: I. Bath: het maken van een binnendijk over de „Vierde Weg" om zo spoe dig mogelijk een deel van de polder droog te maken en de spoorwegver binding naar „Kruiningen" te herstel len: het bepalen van de stroomsnel heden die hierbij zullen optreden om de grootte van het laatste sluitgat te bepalen; de invloed van deze gedeel telijke afsluiting op de situatie in het dijkgat bij Bath. 2. Kruiningen: de afsluiting van „Waar de" door het dichten van de gaten in Kadijk en Lavendeldijk; de invloed hiervan op de getijbeweging in de drie gaten in de zeedijk van „Krui ningen"; de invloed van de dichting van één (twee) van deze drie gaten voor de (het) overblijvende, ter be paling van de volgorde van sluiting; voorbereiding van de sluiting van het laatste gat in de Veerhaven (zie bo ven, 3e en Se voorbeeld). 3. Schelphoek: berekening van de voort planting van het getij in de polder; onderzoek naar de mogelijkheid van een gedeeltelijke inpoldering door het maken van een dijk dwars over het eiland; consequenties hiervan op de getijbeweging bij Schelphoek; invloed van de dichting van de gaten in de haven van Zierikzee („Levens strijd") op „Schelphoek"; diverse be rekeningen voor Schelphoek ter be paling van het sluitingstracé; idem voor de volgorde van sluiting (Gemene Geul, Klompegeul, maaiveld); be rekeningen ter voorbereiding van de afsluiting van deze geulen en van de definitieve sluiting. 4. Ouwerkerk: berekening van de be gintoestand, bepaling vermogens en snelheden van de gaten bij Ouwer- kerk-Oost en -West, Oosterland, Sir Jansland, Stevenssluis, en in de Ram- partsedijk; bepaling vermogens van overblijvende gaten ingeval één of meer gaten gesloten worden, ter be paling van de volgorde van sluiting; berekeningen ter voorbereiding van de sluiting van de laatste twee gaten nl. die bij Ouwerkerk, eerst West (en de invloed daarvan op Oost), daar na Oost („Brokkengat"), later voor de definitieve sluiting in het oude dijk gat („Viermaal Phoenix") (zie ook laatste voorbeeld hierboven). Tot slot volgen nog enkele opmerkin gen van meer praktische aard. Het is duidelijk dat men voor het uit voeren van goede getijberekeningen moet kunnen beschikken over nauw keurige gegevens. Van een af te sluiten polder bv. moeten bekend zijn o.a. de totale oppervlakte, de hoogteligging van het terrein, de aan wezigheid van watergangen, de wegen die boven het maaiveld liggen, de ligging en grootte van gedeelten die praktisch niet aan stroming deelnemen (dorps kernen, grote boomgaarden en andere bebouwingen). Verder moet zo nauwkeurig mogelijk gegeven worden de situatie in en in de nabijheid van het dijkgat en ter plaatse van het tracé van sluiting. Van het allergrootste belang zijn wel de peilschaalwaarnemingen. Het verti caal getij moet buiten en binnen het dijk gat (sluitgat, tracé) en tegelijk op ver schillende plaatsen in de polder gemeten worden, zowel voor gemiddeld getij als voor spring- en doodtij. Daarnaast moeten snelheidsmetingen verricht worden (waarbij ook het verti caal getij en het profiel ter plaatse op gemeten dienen te worden) op verschil lende belangrijke punten en in achtereen volgende stadia van de sluitingswerk zaamheden, teneinde de berekeningen te kunnen controleren en eventueel te corrigeren en aan de hand hiervan voor spellingen te doen voor beslissende perioden of momenten. Van niet minder belang dan de water stands- en snelheidsmetingen zelf zijn de plaatsen, waar deze waarnemingen ver richt worden. Deze moeten zorgvuldig gekozen worden, bij voorkeur in over leg met de dienst welke de berekeningen moet uitvoeren; alleen dan zullen de waarnemingen het meest aan het beoog- doel kunnen beantwoorden. Uit het bovenstaande moge geconclu deerd worden dat een nauwe samen werking tussen de buitendiensten en de studiedienst zeer gewenst is. 4. Een blik in de toekomst. We willen deze verhandeling over getijberekening besluiten met enkele woorden te wijden aan hetgeen op dit gebied o.a. op het programma staat voor de naaste toekomst. Bedoeld worden de getijberekeningen betreffende een eventuele afsluiting van de grote zeegaten (Haringvliet, Brou- wershavensche Gat en Oosterschelde), de inpoldering van het Land van Saaf- tinge, de inpoldering van de Lauwerszee, het drie-eilandenplan (de afsluiting van de Zandkreek). Daar de meeste gevallen hiervan be trekking hebben op problemen die in studie zijn bij de Delta-commissie, kun nen we hierover slechts weinig mede delen. Het is dan ook niet de bedoeling in te gaan op de getij-berekeningen zelf, maar alleen de lezer een indruk te geven van Braakman, eerste tij na sluiting. De Oostponton werkt als volkomen overlaat op volle cap aciteit {verval van b ui te n naar binnen 1,5 m, stroomsnelheid 5 m/sec). Deze overlaatponton is hier ge bruikt om het maximale waterstandsver schil drukverschilgedurende het eerst volgend getij na de sluiting te verminde ren. In de toekomst zullen dergelijke pontons toegepast worden bij afsluitingen van groot formaat om het doorstromings profiel van het definitieve sluitgat te vergroten teneinde de stroomsnelheden te beperken.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - tijdschriften | 1954 | | pagina 29