1
Fig. 4. Banen der verschillende druksystemen.
dag, ten einde misverstand te ver
mijden, M.) de groepen Rotterdam,
Willemstad en Bergen op Zoom ge
waarschuwd voor gevaarlijk hoog
water.
De stormvloedswaarschuwingen zijn
geldig tot en met het tweede hoogwater
volgende op de waarschuwing. Het be
grip flink hoogwater betekent een hoog
waterstand die begint overlast te geven,
terwijl met gevaarlijk hoogwater wordt
bedoeld een hoogwaterstand, die grote
overlast en plaatselijk gevaar kan op
leveren.
Deze standen zijn:
Flink H.W.
Rotterdam225 cm N.A.P.
Willemstad 250 cm -f N.A.P.
Bergen op Zoom 350 cm N.A.P.
Gevaarlijk H.W.
Rotterdam300 cm -F N.A.P.
Willemstad 3 10 cm N.A.P.
Bergen op Zoom 400 cm N.A.P.
Aan de hand van grafieken waarin het
verband tussen windrichting, -snelheid
en de hieruit volgende verhoging, c.q.
verlaging, van de waterstanden is weer
gegeven, berekent men bij het K.N.M.I.
de verwachte afwijking van de standen
van de getijtafels. Deze verwachting kan
uiteraard nooit geheel nauwkeurig zijn
omdat o.a. de windsnelheden nooit
nauwkeurig te voorspellen zijn en omdat
bij kleine veranderingen in grote wind
snelheden, de verhoging van de water
spiegel vrij snel toeneemt.
De invloed van de storm op het getij.
Voor een beter begrip mogen hier
eerst, voor zover nodig, enkele opmer
kingen volgen over de normale getij
beweging.
Denkt men de aarde omhuld door een
laag water van gelijke dikte, dan krijgt
deze schil onder invloed van de aantrek
kingskracht van de maan een verheffing
bij A en C en bij B en D een verlaging,
m.a.w. bij A en C treedt hoogwater op en
bij B en D laagwater (fig. 5). Ten gevolge
van de aardrotatie is 6 uur later A op de
plaats van B aangekomen, B op die van
C enz. Dan is er hoogwater ter plaatse
van D en B en laagwater ter plaatse van
A en C. De waarnemer in A constateert
dus gedurende iets meer dan I rond
wenteling (de maan verplaatst zich im
mers namelijk ook iets) 2 maal een hoog-
en 2 maal een laagwater of wel 2 getij
perioden. Soortgelijk is ook de invloed
van de zon, zij het in aanzienlijk mindere
mate door de zeer veel grotere afstand.
Maan en zon werken samen wanneer zij
practisch gesproken in één lijn liggen,
dus bij nieuwe maan en volle maan.
De getijverwekkende krachten van
maan en zon spannen dan samen en het
resultaat is een hoger hoogwater en een
lager laagwater (springtij), wat ongeveer
2 a 2% dag na nieuwe of volle maan
optreedt. Daarentegen werken maan en
zon tegen elkaar in bij eerste en laatste
kwartier met als resultaat een lager hoog
water en hoger laagwater.
Men ziet dus, dat springtij (ook wel
ten onrechte in de wandeling springvloed
genoemd) een om de 14 dagen terug
kerend verschijnsel is.
Aangezien de maansbaan een ellips is,
wisselt de afstand tussen maan en aarde.
Het dichtstbijgelegen punt van de maans
baan heet perigeum, het verst afgelegen
punt heet apogeum. Staat de maan in het
perigeum dan treden er sterker getijden
op dan wanneer de maan in het apogeum
staat.
De aanwezigheid der continenten, de
vaak grillige kustvormen en de wisselen
de diepten der oceanen maken echter
een berekening der getijden, steunende
op astronomische gegevens, onmogelijk.
Men volgt daarom een andere weg om
tot voorspelling der getijden te geraken.
Door middel van een getij-analyse ont
bindt men voor een bepaalde plaats een
lange serie waargenomen getijlijnen in
een aantal enkelvoudige sinusvormen,
elk met een voor die plaats karakteris
tieke amplitude en periode. Hiermede
is het dan mogelijk voor elk gewenst
tijdstip een voor die plaats geldige getij
voorspelling op te stellen. Vanzelfspre
kend zijn hierin de incidentele storingen
door weersinvloeden niet verdiscon
teerd, doch wel de gemiddelde weers
invloed. De Noordzee is te klein van
oppervlakte om onder invloed van maan
en zon min of meer zelfstandig aan de
getijbeweging deel te nemen. De getij
beweging in de Noordzee wordt in stand
gehouden door die van de Atlantische
Oceaan, waarbij, door het „medetrillen"
van het Noordzeebekken hiermede, en
door de ten gevolge van eigen vorm
opgewekte golven van lange periode, een
vrij gecompliceerde getijbeweging ont
staat. De getijgolf loopt, simplistisch
gezegd, van Schotland, langs de Engelse
kust naar het Zuiden, om dan langs Bel
gië en Nederland weer naar het Noorden
te gaan. Op zijn weg langs de Noordzee
kusten ontstaan allerlei vervormingen in
de vorm en amplitude der getijgolf, waar
van bv. het dubbele laagwater nabij Hoek
van Holland een sprekend voorbeeld is.
De verandering langs onze kust in de am
plitude blijkt uit fig. 6. Vanuit de Noord
zee loopt de getijgolf de zeegaten in,
waarbij door trechterwerking, ondiepten
enz. verdere vervorming optreedt, om
pas ver landinwaarts uit te dempen.
Binnen de kustlijn wordt de getijbewe
ging in onze benedenrivieren bovendien
in sterke mate beïnvloed door de afvoer
van de bovenrivieren. Enkele van deze
getijlijnen zijn te vinden in fig. 7, waar
zij zijn aangeduid als astronomisch getij
(dus voorspeld getij). Bij de waterstanden
in de Nederlandse plaatsen is O N.A.P.
Het zal de lezer duidelijk zijn, dat wind
veranderingen in de waterstanden kan
veroorzaken. Bij oostelijke winden zul
len deze langs onze kust door afwaaiing
verlaagd worden en door westelijke tot
noordelijke winden verhoogd, ten gevol
ge van opstuwing, waarbij de trechter-
vorm van de Noordzee mede van grote
invloed is. Deze verhogingen door wind
of storm noemt men het wind- of storm-
effect.
De grootte van deze opzet hangt af
van windkracht, -richting, -duur, uit
gebreidheid en verplaatsingssnelheid en
baan van het windveld en van de water
diepten. Men rekent bv. dat een storm
6 a 12 uur moet waaien voordat de
Noordzeespiegel zich hierop ingesteld
heeft.
Fig. 5.
draairichting Aarde
bewegingsrichting
Maan
DjÖP:
,Godthaab
Haparanda
1 Reykjavik-
irnowt
sHamburg
hjblin.
baan"p||n hogjfgtcentnübf
baan a troü in bQG mb vi?.K
Püsitjefërp 00 oöpresp^OS?0 GMT
Dosu'ie 12"®Q ,resp. 152° GMT
Berlijn
,Croydon'
Brussel
Frankfort
'Brest
w/enen
'München
Bordeaux'
Marsei
Toulouse
La Coruna
Rome
BANENKAART