toestand in het laatst van de 19e eeuw toestand in de 14e eeuw Fig. yd. De tussen haakjes geplaatste namen behoren bij dein 1421 li 422 verdwenen dorpen. De toestand van voor de ramp is vergeleken met die van op het eind van de 19e eeuw omdat in onze eeuw van het verloren gebied veel is teruggewonnen. Let ook op het verlies langs het Hollands Diep en de winst door samenvoegen van eilandjes. b. 19 November 1404 „Tot dit jaar toe had naar menselijke herinnering nooit een overstroming zulke vreselijke gevolgen in Vlaanderen als die van St. Elisabethsdag", zo zegt de geschiedschrijving. Ook andere streken in Zeeland en Holland werden zwaar ge troffen. Door een stormvloed in 1375 was groot landverlies geleden ten westen en zuiden van Biervliet; de vloed van I 377 deed in Zeeuws-Vlaanderen ongeveer 10 parochies verloren gaan, terwijl in I 393 ten noorden van Philippine polders verdronken. Zodoende had de vloed van 1404 waarbij Hugevliet en IJzendijke verloren gingen een belangrijk aandeel in het tot stand brengen van een „Grote Braakman" zoals op het kaartje, fig. 6 met een streeplijn is getekend. Toen in 1424 land rondom Wevelswale weg spoelde en in 1477 en 1493 nog nieuwe overstromingen volgden was van de aan eengesloten streek die hier vroeger lag niet veel meer over. K c. De St. Elisabethsvloed van 18 No- vember 1421. 542b 8, De wonde, die deze vloed sloeg in het Nederlandse polderlichaam is als geen andere nog heden zichtbaar. Op de plaats waar eens de Grote- of Zuidhollandse Waard bloeide, rijst en daalt nu het water in de geulen en kreken van de Biesbos, (fig- 7). Een zware storm stuwde de zee hoog op in de Zeeuwse en Zuidhollandse wateren. Weliswaar was het doodtij, maar de stormvloed viel samen met hoog- opperwater, een samenspel met funeste gevolgen voor de Grote Waard. 10.000 mensen verdronken, 72 parochies wer den weggevaagd, de stad Dordrecht was een eiland geworden. Wel werden in 1422 de gaten gedicht, maar daarop vol gende nieuwe doorbraken hielden het land onder water. Nieuwe pogingen om de Grote Waard te herwinnen strandden bij gebrek aan eensgezindheid. d. 5 November 1530. Deze stormvloed was vooral voor Zeeland een der ergste rampen door het aantal vernielde dorpen en de grote op pervlakte grond, welke daarbij verloren is gegaan. St. Philipsland werd geheel over stroomd, in 153 1 weer droog gemaakt, maar de stormvloed van 2 November 1532 bracht zulke zware schade aan de dijken toe, dat men eerst in I 645 besloot de verloren grond weer in te dijken. Ook Tholen werd zwaar getroffen, het kon echter spoedig worden hersteld, met uitzondering van een I 60 ha grote polder die eerst in 156 1 werd herdijkt. Schouwen verdween bijna geheel onder water evenals Duiveland. De grote gaten in de dijken van Duiveland konden in tegenstelling tot die van Schouwen in de winter niet worden gedicht, toen men daar in 153 1 in was geslaagd, brak de stormvloed van 1532 los en kon men opnieuw beginnen. (Gezien de grote moeilijkheden, die sluiting van de ont stane stroomgaten tijdens de ramp vloed 1953 opleverde, vraagt men zich misschien af, hoe kon sluiting in vroegere eeuwen met de toenmaals minimaal be schikbare hulpmiddelen in 's hemels naam worden gepresteerd? Daarbij moet men dan bedenken, dat de gemiddelde zeespiegel toen lager was dan nu, het land aanmerkelijk hoger lag, terwijl de grote stroomgeulen van de Oosterschel- de niet zo dicht onder de kust lagen als tegenwoordig, waardoor de bressen in

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - tijdschriften | 1954 | | pagina 14