Fig. 7. Variant-caisson voor zeer grote waterdiepte. Klep gesloten. A plaats voor kleppen tijdens het vervoer. De schotten tussen de doorstroomopeningen zijn, ter wille van de eventuele krachten loodrecht daarop, dik en hol. Al naar mate de caisson dieper reikt, zouden de doorstroomopeningen dieper kunnen worden. Voor deze laatste is een eenheidsdiepte getekend (gelijke kleppen), die dus ook geldt voor minder diep reikende caissons. Schaal 1 600. juiste stand. Vervolgens wordt er water in gelaten. Het doet er niet toe of dat water gelijkmatig in de caisson komt, de manoeuvre kan niet mislukken. Het binnengekomen water verdeelt zich over de caisson bodemplaat, welke gedurende het afzinken practisch horizontaal zal blijven. Niettemin zullen alle kleppen van afsluiters worden voorzien en zal men die zoveel mogelijk gelijktijdig bedienen. Ter voorkoming van het innemen van een hinderlijk scheve stand gedurende het zinken zijn in het ontwerp de volgende voorzieningen aangebracht: a. afgeronde kanten langs onderkant vloer (weinig contractie van eventuele onderstroom); b. hoge ligging van het meta-centrum boven het zwaartepunt (ten minste 1 m), zodat het koppel, gevormd door de resultante van eventuele wind- en horizontale waterdruk enerzijds en van de troskracht aan de rollende bolder en de druk der sleepboten, die de caisson om die bolder doen wentelen, ander zijds, practisch geen invloed heeft. Tijdens het zinken blijft de rollende bolder op nage noeg constant peil, hetzij vooral in het begin 9H| door een verticale ontbondene van de troskracht, hetzij door het drijven op de luchtkist; de verticaal opgestelde stalen ligger zakt met de caisson mede langs de bolder omlaag. De duur van het afzinken kan zo kort worden als men wenst. In de periode, dat het door de kleppen te keren verval groot is, worden de klinken gelicht. Alsdan zullen zij door verder indrukken van de rubber aan- slagrand der kleppen niet meer om de pennen knellen. Mocht verzuimd worden van deze periode gebruik te maken, dan kan een loopkraan hulp bieden. 7. Stabiliteit tegen vooruitschuiven. We beginnen met te constateren, dat een caisson eerder zal verschuiven dan kantelen, zodat het laatste niet nader zal worden besproken. Voorts merken we op, dat ten deze vloed veel onvoordeliger is dan eb. Immers zijn dan de horizontale waterdrukken groter, terwijl de druk van de caisson op de ondergrond juist kleiner is (bij vloed zal onder invloed van de hogere zeestand de opwaartse waterdruk groter zijn dan bij eb, terwijl het gewicht van de caisson met het erin aan wezige water gelijk blijft). Er wordt dan ook verder niet over weerstand tegen vooruitschuiven bij eb gesproken. Men moet rekenen op een wrijvingscoëfficiënt van op zijn hoogst 1 /3. Er is onderscheid te maken tussen drie perioden. Eerste periode: de caissonreeks wordt gevormd, de kleppen worden in depót gebracht. Zodra de eerste caisson geplaatst is, wordt het pla fond vol zand gespoten (fig. 5). Vrees voor verondie- pingen over de kop van de caisson heen, welke hinder lijk zouden zijn voor het plaatsen van de volgende, behoeft niet te bestaan: het over de kopwand stortend zand zal door de eb- en vloedstroom worden afge voerd. Het zand wordt tegen verstuiving en wegslaan door overslaande golven bekleed, b.v. met een gebitumi neerde zandlaag (fig. 5 en 6). De zandaanvulling heeft drieërlei doel: verzwaring van de caisson, zodat hij tegen grotere horizontale waterdrukken bestand is; scheppen van de mogelijk heid er een kraan over te laten rijden voor het ver wijderen van de rollende bolders c.s. en de kleppen en later weer aanbrengen van deze laatste; vergroten van de weerstand tegen golfstoten onder tegen het plafond, welke vooral te verwachten zijn als het water peil er niet ver onder is. Op het blijven liggen van zand in de vakken van de caissonbodem mag niet worden gerekend. De kleppen worden zo spoedig mogelijk na het plaatsen van een caisson verwijderd en naar een vol gende bouwput vervoerd om daar te worden gebruikt. Aldus is het stroomgat vrijwel doorlopend zo groot mogelijk, zodat het door de caisson te keren verval zo klein mogelijk zal zijn, waardoor de bestorting van het nog niet met caissons bezette gedeelte van het hiaat in de afsluitdijk niet zal worden aangetast en voorts de caissons gevrijwaard zijn voor ver schuiving. Uiteindelijk zullen alle kleppen in depót liggen: zij zullen dus niet zijn blootgesteld aan de aanvallen door de zee gedurende de najaars- en winterstormen. Aldus is het werk in al zijn onderdelen niet afhan kelijk van de jaargetijden: het kan in al zijn phasen overwinteren. De caissonreeks wordt gevrijwaard voor hinderlijke onderloopsheid (fig. 5); de verticale naden worden gedicht. Tweede periode: de kleppen worden weer gemon teerd en later gesloten (fig. 5). In het voorjaar volgende of aansluitende op de voltooiing van de caissonreeks worden de kleppen aan de zeezijde herplaatst en gefixeerd in opgeheven stand. De in die periode voorkomende golven zijn niet al te hoog en hebben practisch geen vat op de T De kleppen uiteindelijk aan de binnenzijde der caissons aan te brengen zou voordelig zijn, doch dan zouden de klinken der kleppen statisch zwaarder worden belast en bovendien nog onder invloed staan van golfstoten tegen onderkant plafond. Bovendien zou de voor de stabiliteit nodige zandvulling in de caisson slechter blijven liggen. 50

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - tijdschriften | 1954 | | pagina 17