Schelphoek fijn zand tot grote diepte de ver nielende werking van het water ver gemakkelijkt. Een voorbeeld van een dijkbreuk, waar alle factoren ongunstig waren is het gat bij het gemaal Schelphoek. Een eb- en vloedbeweging van nor maal 2lj2 a 3 meter; een polder van 9000 ha met zeer laag gelegen maaiveld en tot 40 m. diepte fijn zand. Het gat, ontstaan in het kleine tij haventje nabij het gemaal, aanvanke lijk slechts zeer klein, moest zich a.h.w. ontwikkelen tot de grootste dijkbreuk in de geschiedenis der Nederlandse waterbouwkunde. De dijk verdween hier tenslotte over een lengte van 500 m. met gepeilde diep ten van 38 meter en een debiet (hoe veelheid in- en uitstromend water per tij) van 130 millioen m3. Uit één en ander volgt tevens het grote belang van de aanwezigheid van binnendijken. Deze delen het landschap in compartimenten welke stuk voor stuk kunnen worden behan deld, zodat tenslotte achter de breuk een kleinere kom overschiet. Het Waterschap Schouwen heeft evenwel geen binnendijken. Beoosten Zierik- zee zijn achtereenvolgens de Oude dijk en de Rampaartse dijk hersteld, waar door enerzijds Bruinisse, Oosterland en Sir Jansland onafhankelijk werden van de sluitingen bij Stevensluis en Ouwerkerk en anderzijds het debiet vooral van het laatstgenoemde gat werd verminderd. Als aanvoerweg van West naar Oost en tevens als versterking van de noor delijke bedijking werd aangelegd de weg Renesse—Scharendijke—den Osse. Tussen Brouwershaven en Zierikzee werd als westelijke verdediging van de droge corridor de bestaande Schouwense dijk verzwaard en ver hoogd tot 5.00 m. N.A.P. Wanneer een doorbraak zich zover heeft ontwikkeld dat grote diepten en geulenstelsels ontstaan, lukt het meestentijds niet volgens het oor spronkelijke tracé te sluiten. Men bouwt dan een z.g. inlaagdijk, hetzij in de polder of in enkele zeer weinig voorkomende gevallen buiten om over het slik of schor. Tevoren wordt door berekening en laboratoriumproeven vastgesteld tot welke grenzen de dijkskoppen naar voren kunnen worden gebracht, m.a.w. hoe groot het sluitgat moet worden gehouden. De bodem daarvan wordt vastgelegd door een grondbe- zinking; de breedte daarvan en de vraag hoe zwaar de stukken moeten worden afgestort zijn zeer belangrijke punten, waaraan ook vaak labora toriumproeven worden gewijd Projecteert men de inlaag zover terug dat men achter de zich ontwikkelde geulen een dijk bouwt op het nog on geschonden terrein, dan spreekt men van een zuivere maaiveld sluiting. Bouwt men een ring kort achter het gat dan kan men in de meeste ge vallen van een zuivere geulsluiting spreken. De dichting van het gat nabij de Schelphoek is een combinatie van beide methoden geworden. Bij de bouw van de vaste dijkgedeel- ten aansluitend op de oude dijk of dijkeilanden midden in de polder werpen de kleikranen kaden op waar achter en waartussen de zuigers zand persen. Draglines en bull-dozers wer pen met het perszand perskaden op, waartussen de tweede en later even Sluiting Stevensluis tueel derde zandlaag wordt opge spoten. Kleibekledingen en nood- beslagen voltooien het dijklichaam. Is men in deze opbouw zover gevor derd dat de dijken tot aan het sluitgat gereed zijn en is onderwijl de bodem daarvan bezonken, dan is het span nende evenement van elke sluiting steeds weer het tot stand brengen, over de grondbezinking heen, van een stroombrekende, meestal nog niet ge heel waterdichte kering (een blok kade). Deze moet zo hoog zijn dat een nor male vloed er niet over heen stroomt en zo sterk dat het drukverschil, het welk direct na de sluiting ontstaat tengevolge van eb en vloed nog juist kan worden weerstaan. Is dit gelukt en is men de onderloops- heid van deze blokkade en de kieren en spuiters tussen de samenstellende elementen baas geworden, dan is het verhogen en verzwaren er van en het achterlangs doorspuiten van een zand- lichaam en verdere opbouw en af bouw van de dijk kinderspel, ver geleken bij de enorme spanningen die het vaak kost om de stroom te be dwingen. Een zeer veilige methode, die even wel veel tijd kost en vooral grote bressen slaat in de meestal beperkte voorraden rijshout, riet en stortsteen is het zogenaamde „opzinken". Men zinkt in meerdere lagen boven elkaar totdat het aldus ontstaande rijshout- pakket tijdens eb droog valt en brengt over het aldus opgezonken gat, met inzet van honderden mensen en hon derdduizenden zandzakken zo moge lijk een zandzakkendam aan. Een eveneens zeer veilige werkwijze is het opwerpen op de grondlaag van een rug van stortsteen. Dit geschiedde 16 Verrijzend Nederland

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - tijdschriften | 1954 | | pagina 3