HET DIJKHERSTEL IA AOORB-BRABAAT
als een primaire beschadiging, doch het over
slaande water heeft, nadat de eigenlijke afschuiving
(of afschuivingen) heeft (hebben) plaatsgehad, de
vernieling in de blootgekomendijkspecie voortgezet
en de oorspronkelijke afschuiving verder vervormd.
Voortgaande werking van overslaand water doet
deze beschadigingen voortwoekeren tot in de
kruin en tot door de kruin. Bij slappe dijkspecie
of hevige, langdurige golfaanval kan ten slotte het
gehele dijkslichaam worden gereduceerd tot een
rij afzonderlijke heuveltjes. Ook kan op één enkele
toevallige plaats in de beschadiging een door
braak optreden, welke zich in ongunstige omstan
digheden vrij snel tot een stroomgat kan ontwik
kelen. Vele grote doorbraken in het rampgebied
hebben aan weerszijden een ernstig verwoest
dijksgedeelte.
Het is merkwaardig, dat het vrij veelvuldig
voorkomt dat dit type beschadigingen niet verder
is voortgeschreden dan tot aan een meters hoge,
nagenoeg verticale wand, welke zich ergens ter
plaatse van de kruin bevindt. Vooral indien dijk-
muurtjes of een verharde weg op de kruin aan
wezig zijn, treedt dit verschijnsel nogal eens op,
alsof deze constructies een verdere afslag aan de
bovenzijde hebben verhinderd en de overslaande
golven naar de reeds eerder uitgespoelde stukken
hebben geleid. Een gesloten wegdek kraagt soms
met een scherpe rand over de afschuiving heen en
beschermt als het ware het onmiddellijk daar
onder gelegen deel van de verticale wand voor
verdere uitspoeling.
Waar dijkmuurtjes langs zo"n verticale wand
aanwezig zijn, stonden zij bijna overal na de ramp
nog keurig in het gelid, onbeschadigd en niet
verschoven of verzakt. Over het algemeen kan
overigens worden vastgesteld, dat de dijkmuurtjes,
indien zij ten minste behoorlijk waren geconstru
eerd, zich uitstekend hebben gehouden. Zij hebben
de golfwerking, ook overslaande golven, goed
doorstaan en hebben vermoedelijk in een aantal
gevallen een reeds ver voortgeschreden verwoesting
van het binnentalud belet om tot een doorbraak
uit te eroeien.
Ir. T. EDELMAN
Hoofdingenieur van de Rijkswaterstaat
Het mag als bekend worden verondersteld, dat
in de Provincie Noord-Brabant dijkswerken in
uitvoering zijn, die wel worden aangeduid als
Biesboswerken, doch in feite meer zijn dan dat,
omdat zij niet alleen omvatten de indijking van de
Brabantse Biesbos, maar eveneens de aanleg van
een doorgaande bedijking langs de zuidelijke
oever van de Bergse Maas, de Amer en het Hol
lands Diep.
Aangezien bij de aanleg van deze doorgaande
bedijking werd uitgegaan van een waterstand, die
hoger lag dan de stormvloedstand, die zich op
Februari 1953 heeft voorgedaan, mocht worden
verwacht, dat de dijken in staat zouden zijn
het water naar behoren te keren.
Dit is gebleken ook werkelijk het geval te zijn.
Wel werden deze dijken, die waren aangelegd met
de kruin op 6.50 m +N.A.P. beschadigd, doch
van doorbraak was geen sprake en overslag van
water werd nergens geconstateerd.
Dat ook de noordelijke kust van het vaste land
van Noord-Brabant evenwel zo zwaar werd ge
teisterd en het langs deze kust gelegen polderland
westelijk van het Drongelens Kanaal grotendeels
geïnundeerd raakte, vindt haar oorzaak in de
omstandigheid, dat de dijkswerken nog niet
waren voltooid. Met onderbrekingen was men in
westelijke richting genaderd tot het dorp Moerdijk.
Om van deze onderbrekingen een denkbeeld te
geven, diene het volgende.
De hoogwaterkerende dijk langs de zuidelijke
oever van de Bergse Maas eindigt in een in het
westelijke gedeelte van de Overdiepse polders
gelegen hoog terrein, aan de noord-oostelijke oever
van het Oude Maasje.
Tussen deze rivier en de Donge ligt weer een
voldoende hoge oever, doch beide rivieren zijn
open, onderhevig aan de getijbeweging en dus
toegankelijk voor het hoge water. Als gevolg
hiervan is dit op 1 Februari niet alleen binnenge
drongen in het gebied van de Beneden-Donge in
de Langstraatse buitengronden, maar door ver
nieling van de Winterdijk ook zuidelijk hiervan.
In de dicht bevolkte industriestreek van de Lang
straat heeft dit grote ontreddering teweeggebracht;
de materiële schade die hier werd toegebracht, is
aanzienlijk.
Gelukkig heeft men het korte dijkvak bij Drim-
nrelen, mede door het bijtijds barricaderen van de
in minder goede staat verkerende schutsluis,
kunnen behouden. Hierdoor en door de watervrij
making van de Hamse polders, een werk dat,
ofschoon niet voltooid, toch aanmerkelijk was
gevorderd, kon de Emiliapolder voor overstroming
worden behoed.
Onmiddellijk ten Westen van de juist tot stand
gekomen sluis voor de ontwatering van de inge
dijkte Hamse polders, ontstond in de in aanbouw
zijnde hoogwaterkerende dijk een stroomgat, dat
spoedig kon worden bedwongen.
Eveneens ontstond een doorbraak in de be
staande dijk van de Nieuwe Zwaluwe-polder,
ongeveer 250 m benedenstrooms van de zich in
die dijk bevindende uitwateringssluis. Het stroom-
108