niet opgenomen; wel ontving ze
enige financiële hulp van de bak
kersorganisaties.
Goede verwachtingen
In de Zevenhuisstraat te Zierikzee,
op de hoek waarvan een opengere
ten hotel monsterachtig de ruimte
ingaapt, vinden we het gezin van
de heer J. C. van Beveren. Men kan
nog niet lopen door de straat waar
vele arbeiders druk bezig zijn met
het herstel van kabels en buizen.
De heer Van Beveren spreekt
enthousiast over de particuliere
hulp die hem reeds werd geboden.
Voor zijn huis, tuin en schutting
had hij de schade op laten nemen
door een rampschade-taxateur. De
ze kwam tot een bedrag van 2265
gulden, dat was nog iets meer, dan
de heer Van Beveren zelf had be
groot.
man Leendert Kers, die van deze
stenen een schuurtje wil opbouwen.
Er zijn ontzettende dingen gebeurd
in de rampnacht in deze polder. De
heer Kers vertelt er ons uitvoerig
van; dankbaar is hij dat hijzelf en
zijn vrouw het leven hebben kun
nen redden. Toen Nederlandse mi
litairen hen die Zondagmiddag van
het dak afhaalden, was de topgevel
van zijn huisje al weggezakt en
sloegen de golven wild tegen de
binnenmuren. Alles, alles is hij
kwijt. Ook zijn huisje met hy
potheek waarvoor hij jarenlang
geploeterd heeft. Zijn tuintje, waar
hij net voldoende groenten en aard
appelen voor zichzelf van had, geeft
nu ook geen opbrengst. Zeshonderd
gulden aan voorschotten heeft Kers
gehad; terwijl zijn huis is getaxeerd
op 5000 gulden. Dat is mooi, ja,
maar hijzelf zal er nog wel een
Toen het reparatiewerk uitgevoerd
was, en de Centrale Dienst van
Noord-Zeeland zijn goedkeuring
hieraan had gegeven, keerde het
Rampschade-bureau 85 procent van
de geschatte waarde in contanten
uit. Verder ontving de heer v. Be
veren nog een bedrag van 600 gul
den uit het Rampenfonds, als voor
lopig voorschot voor het huisraad.
Over de definitieve regeling van de
schade kan deze getroffene zich nog
niet uitspreken, want de heer Van
Beveren, die buiten de stad, in de
polder een boomkwekerij heeft,
heeft ook veel bedrijfsschade, waar
van nog niets geregeld is. Maar als
het gaat als tot nogtoe, verwacht
hij er het beste van.
„Was ik nog maar 35!
In de Elisabethpolder, nabij Fijn
aart, horen we ergens, tussen de
ruïnes, hel klinkend gehamer op
steen. Op de fundamenten van een
totaal gesloopt huis, vinden we een
eenzame, grijzende man, bezig met
stenen bikken. Het is de los werk-
1000 gulden bij moeten leggen. Na
tuurlijk, men kan niet alles ver
goeden.
Maar 1000 gulden is heel wat voor
een los werkman en als je dan al
65 bent
„Ik heb er altijd hard voor gewerkt,
meneer", zegt Kers somber, terwijl
hij doorgaat met bikken. „Nu moe
ten we opnieuw beginnen met al
lesEn weet u, was ik nog maar
35 of 40, dan kon ik er beter tegen
op"
Dit waren zo maar enkele wille
keurige gevallen. Ze bieden nog te
weinig houvast voor algemene de
finitieve conclusies. Maar ze geven
voldoende aanwijzingen om te kun
nen vaststellen dat er, voorlopig al
thans, snel en tot tevredenheid der
gedupeerden financieel geholpen is.
Moeilijk zal het voor de experts en
de getroffenen zijn de onzichtbare
schade vast te stellen. Want nog
jaren zal het zout van het rampwa
ter doorvreten in steen en hout
werk. v. C.
zo ver verwoest dat het afgebroken moest worden. Van de oude stenen ga ik nu
bouwen."
gat, net als de huizen er naast. Nu is het huisje weer bewoonbaar. De familie
voorschot voor de meubelschade.
Wed. J. C. Hendrikse uit Stavenisse: „Beneden «waren we alles kwijt: huisraad, lijf
goederen, en de inventaris van winkel en bakkerij. Voor de huisraadschade hebben we
een bedrag gehad van 1000 gulden."