De Chr. School te St. Philipsland in het nauw. de Oude Polder is doorgebroken. Nu weet de heer Labruyère ook zijn huis in gevaar. Hij holt naar huis, waarschuwt zijn vrouw, maakt zijn auto een lage Citroën gereed, wikkelt zijn twee kinderen in de kens, en probeert zo snel mogelijk de Achterstraat uit te rijden. Een grote belemmering bij het rij den is een tegenligger, die achter uit rijdend, met de grote koplich- ten aan, ook de dijk wil bereiken. De schelle lichten verblinden de heer Labruyère. Daar ziet de heer Labruyère door een afscheiding tussen de huizen, plotseling van rechts een vloed van water van meer dan anderhalve me ter hoogte op zich afkomen, die zich uitraast over de auto Stro en modder kletsen neer op de voorruit. De heer Labruyère beseft dat 't nu een kwestie van seconden wordt. Slaat de motor af door het water, dan is er, menselijkerwijs gesproken, geen redden meer aan. Hij stelt de ruitenwisser in wer king, maar deze kan de modder niet verwerken. De eerst zo hinderlijke koplichten van de tegenligger blij ken nu een uitkomst te zijn. Want door de modder op de voorruit heen, ziet hij nu twee doffe lichtvlekken, die hij maar hoeft te volgen om in de goede richting te blijven. Bij een volgende afscheiding tus sen de huizen stort zich weer het niets ontziende, door monsterkrach ten gedreven water, over de auto uit. En nog eens, een derde maal. In de auto beleven een vader en een moeder de benauwendste ogenblik ken van hun leven; zij beseffen won derlijk scherp, dat de dood nu heel dichtbij is. Maar zo lang het hart van de auto leeft, is er hoop. Het woedende, machtige water mag ech ter de bougies van deze nietige auto met de beangste mensen niet raken. Ongedeerd bereikt het onderwij zersgezin de hoge, droge dijk. De banken drijven Een uur later, nadat hij vrouw en kinderen bij familie heeft onderge bracht, staat de heer Labruyère op de Oostdijk. Het ochtendlicht wil slechts traag en schraal door de Met de knietjes op de grond, tussen de kerkbanken, zo hebben de kin deren van de Chr. school te St. Philipsland zich moeten behelpen. De zittingen van de banken dienden als schrijftafels. Rechts het hoofd van de school, de heer A. Boone. aan de Chr. school, ontdekte de ver woesting kort nadat hij het leven van vrouw en kinderen, na een be nauwend avontuur, op 't nippertje had kunnen redden. De buitendijk is door! Die zwarte nacht in Februari, waar in duizenden beangste en ontred derde landgenoten worstelen tegen het orkanisch woeden van wind en water, staat hij om vier uur op de hoge zeedijk, waar met man en macht wordt gezwoegd om de dijk, die begint te bewegen, nog met zand te versterken. Om half vijf komt echter het alarmerende be richt, dat nu ook de buitendijk van e mensen van St. I m Philipsland zijn er zelf nog verwonderd over dat het aantal slachtoffers van de stormramp nog zo beperkt is geble ven, vergeleken bij de materiële schade. Want deze was enorm. Van de 450 huizen werden er 60 totaal verwoest; 40 moesten afgebroken worden, terwijl er bovendien nog 100 ernstige schade leden. Een van die getroffen, totaal ver nielde huizen, is het schoolgebouw van St. Philipsland, waar zowel het Christelijk als het Openbaar onder wijs onderdak hadden gevonden. De heer A. Labruyère, onderwijzer Zo zag 't er uit één dag na de ramp in St. Philipsland. Het water was toen al enkele decimeters gezakt. Op de voorgrond, tussen het wrakhout, drijven banken van de verwoeste school. 8 ds.^>pUtjfJL

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - tijdschriften | 1953 | | pagina 2