ZIJN DEVIESPIEKER NOOIT
Foto's links en onder: Op de nooddjjk van St. Philipsland, in het raadhuis van
Stavenisse en tussen de sjouwers: de man, die de aanval op het water leidt.
„Tja, het heeft me toen heel wat moeite gekost soms, om de boeken niet
in een hoek te smijten. Ik was te veel jongen van buiten om binnen te
zitten. Maar ik had vrienden, goede vrienden! Dat is wel de mooiste
herinnering aan mijn studententijd. Toen heb ik leren verstaan welk een
voorname rol de vriendschap in je leven speelt. Ik heb het nu druk, weinig
tijd voor privé-genoegens en zo, maar aan één zaak blijf ik trouw: ik
onderhoud de betrekking met mijn vrienden. Vriendschap is een prachtig
iets!" De jonge meester in de rechten
werd volontair bij de rentmeester van het
kroondomein op Tholen en daarna op de
leeftijd van vijf en twintig jaar burge-
meester van Westkapelle op Walcheren.
„Ik was de jongste burgemeester van het
land, maar het was de mooiste tijd van
mijn leven!"
Het hoge ambt
In December 1940 werd Jonkheer de Ca
sembroot gekozen tot Gedeputeerde, een
functie, waaruit hij door de Duitsers in
1943 werd vewijderd! In de eerste drie
weken na de bevrijding was hij waarne
mend Commissaris van de Koningin,
daarna weer lid van de Gedeputeerde
Staten. In 1946 werd hij op eigen ver
zoek weer als burgemeester in West
kapelle geplaatst. „Mijn dorp moest weer
opgebouwd worden. Dat kon ik toch niet
in de steek laten!" Maar op 1 Februari
1948 volgde de benoeming tot Commis
saris van de Koningin in Zeeland. „De ge
dachte dat ik ooit tot dit hoge ambt ge
roepen zou worden, is eerder nooit in mij
opgekomen. Maai' nu ik deze functie een
maal bekleed, ben ik er dankbaar voor,
omdat ik mijn beste krachten aan Zee
land kan geven. Ik hou van mijn land.
Sinds 1820 heeft het bestuur niet meer in
handen van een ingeborene gerust. Voor
geen goud zou ik Zeeland willen verlaten.
Elders voel ik mij niet thuis..."
Onblusbare levensdrift
Dit is de voorgeschiedenis van de man,
die nu voor de taak staat om met zijn
Zeeuwen de geslagen en geschonden pro
vincie weer op te bouwen. Voor de goede
aanpak van deze reuzen-arbeid zijn men
sen nodig, die niet praten, maar doen.
Zeeland heeft het geluk dat zijn eerste
burger een man van dit kaliber is. Jonk
heer de Casembroot leeft in een haast schrikaanjagend tempo. In zijn
vierkante, militaire gestalte schuimt een onblusbare levensdrift. Hij heeft
een hardgrondige hekel aan mensen, die nakaarten over gedane zaken.
Daarvoor is hijzelf te onstuimig en voortvarend van aard. Zijn voetstap
pen dreunen door het huis en zijn stem is meer geschikt om tegen de
storm in bevelen te geven dan om gesprekken op fluistertoon te voeren.
Hij is een man die zich in laarzen prettiger voelt dan op lakschoenen,
in sportcolbert'beter dan in deftig zwart. De rugleuning van zijn hoge,
roodbeklede stoel zal wel nimmer een nieuwe bekleding nodig hebben,
want de Commissaris is er de man niet naar om eens gezellig en lui
achteruit te gaan zitten. Voor zijn deur staat een zwarte automobiel,
waarvan het nummer K 9999 over heel Zeeland bekend is, maar eigenlijk
verwacht je dat daar een paard zou staan, dat van ongeduld de vonken
De stoel bij de schouw in de ambts
woning te Middelburg is het rustige