EEN
ALS EEN
Zeelands Commissaris
Jonkheer de Casembroot
Man
Dijk
Op 2 Juni 1568 werd de Brabantse edelman
Jan de Casembroot door Alva onthoofd. Zijn
misdaad was: trouw aan Oranje en openlijk
verzet tegen de Spaanse tyrannie. Nu, vier
honderd jaar later, is een lijnrechte afstam
meling de hoogste vertegenwoordiger van
Oranje in de zwaarst getroffen provincie van
het koninkrijk: Jonkheer August Frangois
Charles de Casembroot, Commissaris van de
Koningin in Zeeland.
In voorkomen en karakter is deze hoogge
plaatste Nederlander zijn vermetele voor
vader verre van vreemd. Het lijkt of de ge
schiedenis hem daarom juist voorbestemd
heeft om de man te zijn, die zijn land ditmaal
moet verlossen van een andere dwingelandij:
die van het water. Want ook deze de Casem
broot is een Geus, geboren voor de strijd,
gegrondvest op Godsvertrouwen.
De verslaggevers van REVUE vertoefden
twee dagen in zijn nabijheid. Zij vergezel
den hem op een van de vele inspectie-tochten
door Zeeland, zij zagen hem bij het veel min
der spectaculaire, maar daarom misschien
nog belangrijker werk op zijn bureau in de
Griffie te Middelburg, zij waren ook zijn
gasten binnen de vier vertrouwde muren van
zijn huis. Zo leerden zij de man kennen, op
wie in de komende weken en maanden de
aandacht van heel Nederland gevestigd zal
zijn: de man die de opbouw en het herstel
van Zeeland zal moeten bewerken.
De Zeeuw de Casembroot: een leeuw in laarzen.
De hoogste vertegenwoordiger van de Kroon in
een provincie die geslagen, maar niet verslagen,
opnieuw de strijd tegen het water begonnen is.
Kleine herinneringen
Zeeland, de parel in Gods open hand, is sinds generaties de
woonplaats van het geslacht de Casembroot. Oorspronkelijk
afkomstig uit Piemonte in Italië, vestigden de latere Caesa-
bona's (deze, de oorspronkelijke, familienaam werd ver
basterd tot Casembroot) zich in Brugge. Het schrikbewind
van Alva deed hen uitwijken naar de Noordelijke Nederlan
den en wel bijzonder naar Utrecht en Zeeland. Jonkheer
August, nu zes en veertig jaar oud, werd in Middelburg ge
boren. Zijn vader was Gedeputeerde van de Vrije Staten van
Zeeland, zijn moeder kwam van Tholen, uit 'n vooraanstaan
de Zeeuwse familie. Als kind is hij opgegroeid onder de
wijde hemel van zijn prachtig land, slootje springend met
zijn schoolkornuiten door de polders of uren verdromend
op de dijk, turend naar het woelige water en de zeilende
wolken. De lachende waard achter de tapkast van „Het Hof
van Holland" in Tholen herinnert zich nog, hoe hij met
mijnheer de Commissaris, die toen nog alleen maar Guusje
heette, over de straat heeft gerold. Maar de jonkheer zelf
vertelt weinig over zijn jongensjaren. „Ik hou van kleine
herinneringen," zegt hij met een glimlach, „en ik hou ze
het liefst voor mijzelf..."
De mooiste jaren
Na lagere school en gymnasium volgde de rechtenstudie
aan de universiteit van Utrecht. Nu de Commissaris van de
Koningin aan de student de Casembroot terugdenkt, schiet
hij onwillekeurig in de lach:
„Op de derde rampdag, Dinsdag 3 Februari mocht
ik Prinses Wilhelmina in het geteisterde Zierik-
zee ontvangen. Voor de rest van mijn leven blqft
dit de schoonste herinnering."
3