Deze stoere Sliedrechters met hun alpinopetjes hebben een speciale taak op de baggervloot. Ze varen de hele dag rond met hun bootje om te zorgen voor bebakening en om de diepte te peilen. Daarom heten zij ook „peilers". Werkendammers zagen wij de mannen van Sliedrecht op hun krakende en piepende baggermolens en de zuigers, die slurpen als gulzige dieren. In de Val van Zierikzee, een kleine, verzande ha ven, lag de Sliedrechtse molen Kil. Druipend en overladen met. klei en veen doken de achthonderd-liter-emmers op uit het water, duikelden over het zeskant en lieten hun vracht kletsend vallen in de stortgoot. Vandaar gleed de smurrie in de langszij liggende klep- hak, die de vracht in diep water ging „klappen". De opgehaalde specie was hier maar bijzaak. Molenbaas Rook de Groot en zijn elf mannen moesten daar maar eventjes vier en een halve meter grond weggraven om plaats te maken voor een perszuiger, die van daar de dijkgaten tussen Zierikzee en Ouwerkerk kon opvullen. En er moest trouwens ook ruimte komen voor baggermateriaal. De kleine havens, voor zover zij nog intact zijn, kunnen deze grootscheepse invasie niet ver werken. Rook de Groot, een rafelig touw om zijn twee jassen, stond bij de bel en trok er aan, als de bak verhaald moest worden. Hoe de arbeidstijd was, vroegen wij. „Van zes tot zes en om de veertien dagen naar huis. Maar er zal nog wel een schepje op moeten." En als dat moet, dan gebeurt het. Desnoods wer ken de baggeraars dan nog een paar uur langer op hun bemodderde dek ken, onder de slagregen van bonken klei en groezelig water. Het is onbe schrijfelijk vuil aan boord van een baggermolen. Aan dek althans. Maar denk niet, dat de Sliedrech ten aren smeerpoetsen zijn. Daar weet onze fotograaf van mee te praten. Toen hij met zijn moddiersehoenen doodkalm het trapje naar de logiezen wilde 'afgaan, werd er een hand op zijn schouder gelegd. „Neem me niet kwalijk, mijnheermaar u mag zo niet naar beneden." Het was de kok, die de schepter zwaait in de kombuis en de verblijven. En die logiezen mogen, zoals de moskeeën van Mekka, alleen door mensen op kousevoeten betreden worden, 't Is er dan ook zo proper als in de pronkkamer van een boerderij. En lang niet ongezellig bovendien. Dat is maar goed ook, want het personeel van een bagger molen komt soms in maanden niet aan wa.1 en moet zich dan maar bezig zien te houden in de logiezen. Dat gaat tegenwoordig beter dan vroeger. Bij wijze van afwisseling kunnen er zelfs telefoongesprekken gevoerd worden. De werkschepen in de Zeeuwse wate ren zijn stuk voor stuk voorzien van een mobilofoon, die in verbinding staat met het kantoor in Zierikzee. „Hallo baggermolen Kil, hallo bagger molen Kil...." Het is een prettige stem; die van een jong meisje. Een vreemd geluid in deze mannenhuis houding, onder het gedaver van de emmers. De zuigers doen in properheid voor de baggermolens niet onder. Wij heb ben er vier gezien, werkend in paren. De ene zuigt het zand van de platen op en spuit dat in de veterbakken, die door een dichter bij de wal liggende zuiger worden leeggemaakt. De specie wordt dan door buisleidingen naar de wal geperst. Bij Burgsluis, dicht onder de dijk,' lag de Sliedrecht V van de N.V. Adriaan Volker. Zuigbaas Jac. Spruijt stond in zijn vierkante com mandotoren en greep naar de handles. In twintig minuten tijd slobberde de zuigmond een bak met vierhonderd kubieke meter zand leeg en perste het via een lange pijpleiding over de dijk heen naar de bedreigde punten. Het zand was daar hard nodig. Op tal van plaatsen zijn de dijken gebroken, hui zen werden weggeslagen en polders liepen onder. Op een van die over stroomde gedeel ten, een kleine in laag, waren de grondwerkers bezig om een nieuwe dijk op te werken. Er stond een felle stroom, die kolkend vrat aan bazaltste- nen en rijshout en het zand mee land inwaarts sleurde. Maar ook daar zal het lukken, want de Sliedrecht V blééf zandpersen en de mannen met hun lieslaarzen en schoppen, de grond werkers en de sjou wers met stenen en riet en hout letten er nauwelijks op, dat telkens het werk onder him handen werd weggeslagen. De twee stukken van een nieuwe dijk groeidennaar'elkaar toe, langzaam maar zeker en zij zouden zich aaneensluiten Rook de Groot, schipper van de Kil, zit hier m zijn hut en be- dwars door de kol- studeert een kaart van het haventje dat op diepte gebracht moet kende stroom heen. Omdat die kerels in Zeeland weten wat zij willen. Omdat de bakkenscliipper achter zijn enorme stuurrad zijn tanden op elkaar zet, als het getij hem dwars zit, omdat de dekknechts op de molens en zuigers desnoods dag en nacht hun sissende lieren zullen bedienen, omdat de sleep bootkapiteins en schippers van de vletten onvermoeid doorvaren, omdat de emmers zullen knarsen en de zuig- monden slurpen en zinkstukken zin ken, de schoppen graven en de schoor stenen roken zullen, totdat Schouwen- Duiveland van het water verlost zal zijn. Drie dagen hebben wij in Zeeland gezworven, en drie dagen hebben wij die onvermoeibare kerels aan het werk gezien. En we hebben ons afgevraagd wat zijn dat voor mensen, waar wonen zij, hoe leven hun vrouwen en kinde ren en welke zijn hun gewoonten en levensomstandigheden daar in Slie drecht? Op deze vragen zullen wij in een volgende reportage antwoord geven. Leo J. Leeuw is

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - tijdschriften | 1953 | | pagina 3