ïl W Cenvoud kenmerkt het wartj Junghans bureauklok ZO HOORT HET! In elke boekhandel verkrijgbaar 12 De prachtige Junghans „Orpheus" werd ontworpen voor de moderne woning. De vorm is aan geen mode onder hevig, het uurwerk voldoet aan de hóógste eisen en de duidelijke wijzerplaat is afleesbaar tot in de verste hoeken van het vertrek. NAPOLEON I Ook voor een bescheiden beurs is de Junghans „Napoleon 1" be reikbaar. De uitvoering in don kerkleurig hout is bijzonder ge distingeerd. Het is een klok, die men ttnmaal koopt om haar voor altijd te bezitten. de goede ster voor Uw tijd IN ALLE GOEDE KLOKKENWINKELS (Handboek voor goede vormen) JO VAN DER KRAAN - DE GOOYER EN ARJEN MIEDEMA met illustraties van Douwe PRUS GEB. f7.90 N.V. GEBH. ZOMER KEUN1NGS UITGEVERS MAATSCHAPPIJ WAGENINGEN 19 ROMAN VAN BAREND DE GRAAFF KORTE INHOUD: Omdat verschillende lezers om de een of andere reden de lezing van ons vervolg verhaal hebben onderbroken en dus de draad kwijt zijn en ook, omdat velen dit nummer pas als eerste ontvangen, geven we een uitgebreid overzicht van het ver haal tot nu toe. In Rechtsteyne leefde Bram Reinders, die hopeloos verliefd was op Theodora van Gameren, die nog te wuft leefde om ernst met de liefde te maken. Tot haar aanbid ders behoorde ook Frank Merkensteyn, de zoon van de eigenaar-directeur van de meubelfabriek MERKENSTEYN. Gerrit Jan Verhagen, boekhouder-kassier bij Merkensteyn, weet Bram te doen in zien, dat het hopeloos is nog langer in Rechtsteyne rond te blijven hangen voor de knappe Theodora. Hij weet hem te be wegen zijn studie voort te zetten. Bram komt blijkbaar over zijn depressie heen en gaat, tot grote vreugde Van zijn moe der en grootmoeder, met wie hij in het huis Linquenda aan de Singel te Recht steyne woont, in Utrecht rechten stude ren. Aan de Singel staan nog twee hui zen, die vaak in het verhaal voorkomen: VITA NUOVA, waar de schatrijke maar zeer zonderlinge oudere juffrouw Jansje Verheul woont met haar nichtje, de ferme, muzikale Jantien Helema. En de woning van G. J. Verhagen. Jantien was voor heen een zeer gewaardeerde verpleegster. Maar na de dood van haar vader, de ge leerde bioloog Helema, die in een een zaam gelegen landhuis op de Veluwe woonde, maakte ze een grote reis. In af wachting van haar verdere plannen, ver toeft ze thans bij haar tante in Vita Nu- ova. Als pianiste zal ze vanavond mee werken aan een uitvoering van het plaat selijk zangkoor, waar Gerrit Jan Verha gen solo zal zingen. Ze hebben juist nog even in de concertzaal van Hotel-Restau rant De (Dooievaar gerepeteerd en zullen in Jantiens Mercury naar de Singel terug rijden. In het café zitten twee personen, die veel met het verhaal te maken heb ben. Namelijk meneer Quint, oud-recher cheur van politie, die juist deze dag een grote materiaal-diefstal bij Merkensteyn heeft onthuld. Gerrit Jan was ook verdacht, maar kon zich gemakkelijk van schuld zuiveren. Toch heeft een en ander hem doen besluiten om de vijfduizend gulden, die hij ten behoeve van een zwager voor enkele weken, zonder toestemming van Merkensteyn, geleend had, zo spoedig mo gelijk terug te storten. Verder zit in De Ooievaar een zekere heer Bouwens. Een arme schrijver, die er op - uit is in het huwelijk te treden met de zonderlinge „juffrouw Jansje". Dit is enkelen bekend en vooral Riek, de vrouw van Gerrit Jan vindt, dat iemand het goede oude mensje moet waarschuwen: Het is om haar geld begonnen Het laatst geplaatste deel van het ver haal eindigt hiermee, dat Gerrit Jan te gen zijn vrouw zegt vanavond komt Jan tien ons met haar wagen halen. Jij kunt meerijden. Natuurlijk rijdt het „bijna ver loofde meisje" ook mee. Als Riek begrijpt, dat daar, „juffrouw Jansje" mee. wordt bedoeld is ze boos en ze verwijt haar man: „Jullie spotten er maar meeï" at speelt uw nichtje geniaal," vleit Bouwens. Juffrouw Jans je straalt. Merkensteyn tuit z'n lippen vooruit, knikt in stemmend met zijn groot hoofd, fluis tert in het oor van zijn vrouw: „Ge weldig, hè! Wat een stem!" Mevrouw beweegt even haar keurig opgemaakt gezicht, zegt, iets te luid: „Inder daad!" 'n Paar fors aangeslagen accoorden op de piano beëindigen de zang en een daverend applaus dreunt door. de zaal. Buigingen! Gabaren van de di rigent om koor, pianiste en solist in de triomf te betrekken. Dan het gor dijn en het woord: „Pauze" licht zijn letters de zaal in. Geroezemoes! Be weeg van mensen, die een kop koffie willen gaan drinken, elkaar willen zien en sprekeii, zichzelf willen ver tonen in avondtoilet. Het restaurant stroomt vol. Frank staat voor Theo dora, steekt zijn hand uit, glimlacht, constateert, dat hij toch niet gebruik kan maken van zijn zorgvuldig over wogen begroetingszin. „Dadelijk, Frank!" haast ze. „Ik heb een kennis gezien. Die wil ik niet missen. Dade lijk! Ik kom wel even naar jullie ta feltje!" Dan een vriendelijke knik over de anderen heen naar pa en moe Merkensteyn en zo snel mogelijk pro beert Theodora bij de trap te komen, 't Valt niet mee om mevrouw Merken- steyns pogingen om haar aandacht te trekken, te negeren. Maar het gelukt haar. Tussen hen is de veilige haag van veel mensen, die opgestaan zijn en beschaafd naar de trap dringen. Overal hoort ze, dat het een succes avond voor het koor is en dat die meneer Verhagen toch zo heerlijk zingen kan. In het resaurant zijn bijna alle tafel tjes bezet als ze er arriveert, 'n Ge zellig gezicht, al die tevreden Recht- steyners. Bram? Ze kijkt rond en daar in eens ziet ze hem in de zijgang met de pianiste. Ze heft haar trotse hoofd je. Die twee kennen elkaar blijkbaar goed. En het kwam zo uit, dat Jan tien haar „jour" had: 't gezicht fris, de ogen stralend om het succes. Terwijl Theodora een moment zich zelf bedenkt of ze toch naar Bram toe zal gaan, komt meneer Verhagen de zijgang in, voegt zich bij het twee tal en uit de zaal verschijnt mevrouw Verhagen. Gevieren verdwijnen ze di rect daarna in de richting van het podium. Theodora volgt hen niet. Staat even onbeweeglijk; verwerkt de teleurstelling en allerlei gedachten verdringen zich in haar hoofd. Heeft Bram kennis aan die pianiste? Wie is dat? Hoe ziet die er uit? Wat kan 't haar ook schelen, 't Was slechts een onbeheerste opwelling om Bram te willen zien, zich aan hem te willen vertonen. Onzin! Driftig keert ze zich om, blijft dan in een nieuwe verba zing staan: juffrouw Jansje met een heer? Werkelijk: meneer Bouwens leidt het vrouwtje van Vita Nuova behoedzaam tussen de mensengroepen door, naar een inderdaad nog vrij tafeltje. Er schijnt heel wat gebeurd te zijn in de tijd dat ze uit Rechtsteyne weg was. Natuurlijk komt Frank daar weer aan. Met „pa en ma". Ontkomen is onmogelijk en Theodora komt met haar liefste glimlach de familie Mer kensteyn tegemoet. Plaatsen zijn er niet meer. Maar Merkensteyn wenkt Gerard en even later gaat de deur van de salon van de familie Van Gent open en hebben de Merkensteyns de ruimte. Theodora is overgeleverd aan het vraag- en antwoordspel, dat gedi rigeerd wordt door mevrouw Merken steyn en eindigt met het voorstel om maar gezellig naar huis te gaan. Ze hebben hun plicht gedaan en zich op het concert vertoond. Wat denkt Theodora er van? Maar Theodora verkiest te blijven. „Als U wist hoe interessant ik het vind, mevrouw Merkensteyn, al dé mensen van hier weer terug te zien en me de Rechtsteynse sfeer weer in te leven!" Mevrouw Merkensteyn glimlacht begrijpelijk. Maar zelf wil ze heus liever naar huis. Haar man gaat natuurlijk mee. Als Frank dan zo goed wil zijn Theodora gezelschap te houden, beslist moe. Even over weegt Theodora om dit aanbod reso luut af te slaan. Ze probeert zelfs: „Heus, dat hoeft niet, Frank. Doe geen moeite. Ik amuseer mij uitstekend!" Maar 't is voor Frank geen moeite en er zijn nu eenmaal beleefdheids vormen, die men niet verwaarlozen kan. Als de bel klinkt, gaat Theodora aan de arm van Frank terug naar haar plaats vooraan op de galerij. Ze kijkt niet over de balustrade om Bram nog te zien. Het concert is afgelopen, 't Publiek verlaat de zaal. De leden van het koor blijven nog wat hangen. Met stralende gezichten memoreren ze de mooiste momenten en wijzen elkaar op vele kleinigheden, die hun concert geza menlijk luister gaven. „Meneer en me vrouw Merkensteyn waren er ook!" „Tot de pauze." „En de juffrouw van Herikhuizen bleef tot het eind: En die is heus wel het een en ander ge wend." Ook Bram en Gerrit Jan zijn nog in

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - tijdschriften | 1953 | | pagina 7