Herinneringen aan de Zeeuwse
en Zuidhollandse eilanden
door een Nederlander in den vreemde
139
Je eerste reactie nadat kranten en
radio het nieuws van de verschrik
kelijke overstroming in Nederland
hadden gebracht, was een gevoel van
hulpeloosheid. Je zou er direct heen
willen, willen meehelpen om in de
streek die je zo goed kent te redden
wat er te redden valt. Je verzamelt
kleren en geld, je leest de adverten
ties en oproepen van het Rode Kruis
in je nieuwe vaderland en als dan de
„Johannes Vermeer" van de KLM vol
gestouwd met goederen naar Schiphol
vertrekt, zou je het liefst een schop
grijpen en mee gaan helpen.
Maar je leest ook in de kranten
van het werk dat in Nederland wordt
verzet, van de samenwerking, de hulp
uit naburige landen en je weet dat
ze het ook zonder jou heus wel zul
len rooien. Dan haal je de reeds lang
verouderde, maar nü bijna historisch
geworden kaartjes van de „Bonds-
atlas" te voorschijn en ziet in ge
dachte de tochten voor je die je door
het nu overstroomde gebied hebt ge
maakt.
Je fietste over Rozenburg naar Den
Briel en herademt als je hoort dat
het daar erg is meegevallen. De
stompe toren van Den Briel was je
laatste landmerk toen je de Nieuwe
Waterweg achter je had gelaten, op
weg naar nieuwe streken. De her-
SLOT van pagina 138
van het eiland. Naast de caissons
worden grote en kleine stenen ge
stort* Dan pas kan men doorgaan met
hot herstel van de dijk en dan pas is
de polder Oudenhoorn veilig. De
Rijkswaterstaat heeft de leiding van
deze enorme arbeid. De andere werk
zaamheden op het eiland worden ver
richt door de Provinciale Waterstaat.
Wij stelden ons natuurlijk de vraag
waarom het gat in de Oudenhoorn-
sche Dijk zo veel groter en minder
spoedig herstelbaar was dan dat in
de Krommendijk langs de Zuidland-
polder. Ir Zijlstra liet ons op de kaart
zien, dat voor de Krommendijk nog
gorzen gelegen waren en dat die er
niet zijn voor de Oudenhoornsche Dijk.
Deze gorzen waren goede „stootblok-
ken", zij vingen de grootste schok
het eerste op.
Zo wordt dus nu de Zuidlandsche
polder krachtig bemalen en hoopt
men dit land eind Maart droog te
hebben, lozen op het ogenblik de
Bernissepolders op natuurlijke wijze
hun water en zal men spoedig kun
nen beginnen met de bemaling van
de polder Oudenhoorn. De toestand
is lang niet hopeloos meer; vol hoop
en onverstoorbaar vertrouwen zijn
daarom ook de mensen van Voorne
en Putten, voor wie de dagelijkse
gang van zaken weer een aanvang
heeft genomen, hoewel die dagelijkse
gang weinig zal gelijken op die van
vroegerM. B.
innering komt op aan de landelijke
straatweg van Den Briel naar Helle-
voetsluis, je zat op die prachtige
zomeravond op het havenhoofd van
deze kleine have;! over een vrijwel
rimpelloos Haringvliet te kijken naar
de ondergaande zon en sloeg daar
ergens aan het water je tentje op.
De volgende dag ging de tocht verder
naar Middelharnis en over Flakkee
naar Battenoord. Het eiland lag te
blaken onder de zomerzon, je zat er
gens in een cafétje aan de dijk,
praatte met de boeren en kreeg in
drukken van een gelukkig en vredig
eiland. Wat zal er geworden zijn van
hen wier namen je niet kent, maar
van wie de gezichten je toch nog voor
de geest komen. Van Battenoord
bracht een klein motorbootje je naar
Zijpe. De veerman was eerst opge
beld uit Middelharnis, want hij kwam
alleen op verzoek. Hij zou proberen
ons over te zetten, want het was laag
water, maar als we er geen bezwaar
tegen hadden, kousen en schoenen uit
te trekken en door het water te wa
den, zou het wel lukken. Als je vijf
tien jaar bent, kan zo iets de vreugde
van de reis alleen maar verhogen en
met spanning keek je uit tot het
bootje als een grijs en wit vlekje in
de verte zichtbaar werd. De tocht
over Schouwen-Duivenland ging langs
Zierikzee en over de dijk naar Haam
stede. Ergens aan die dijk stond de
ruïne van een toren en je liet je door
een boer in de buurt vertellen dat
daar eens een stad lag, die lang ge
leden door de zee werd verzwolgen.
Onwillekeurig dacht je er aan hoe
moeilijk de mensen het vroeger had
den met hun gebrekkige hulpmiddelen
en dat nu met de moderne techniek
dergelijke dingen wel nooit meer zou
den gebeuren!
Na een paar dagen in Haamstede
ging de tocht weer terug over Schou-
wen-Duiveland, je kocht palingbrood
jes in Zierikzee en genoot van dat
oude, stille stadje, waar toen nog
De auteur van
dit artikel zal
zeer zeker dit
gezicht op het
Veer se Gat met
Veer e op de
achtergrond in
zijn herinnering
bewaren
bijna geen toeristen kwamen. Met een
klein stormpje ging je met een motor-
vlet van Vianen naar Stavenisse. Je
zag dat die Zeeuwse wateren niet al
tijd even rustig en kalm zijn. Je werd
nat van het overkomende water,
maar geen seconde dacht je aan de
mogelijkheid dat die hoge en enorme
dijken het zouden kunnen begeven
tegen de aanstormende golven. Tho-
len komt in je herinnering op als een
eiland van dijken en bomen. Waar
schijnlijk zijn die bomen al in oorlogs
tijd gesneuveld, maar in je geest is
Tholen nog hetzelfde vriendelijke
eiland. Zo liet je bij de net geopende
brug over de Eendracht Zeeland
achter je, met het plan zo gauw mo
gelijk nog eens naar dat land terug
te gaan. Dat duurde niet zo lang.
Ouder geworden bracht je werk je
in Vlissingen en Middelburg, voor de
„Waterkampioen" maakte je foto's
van de betonningsdienst op de
Schelde. Later bracht een Pinkster-
vacantie de gelegenheid om Veere te
bekijken, want die eilanden met al
de zeearmen en de vriendelijke stad
jes hadden een ongelooflijke bekoring.
Wat zal van de Zeeuwse en Zuid
hollandse eilanden verloren zijn, wat
zal misschien pas na een mensenleef
tijd weer in oude glorie zijn her
steld? Zij die er wonen, zullen ver
groeien met de nieuwe omstandig
heden, doch zij in den vreemde, die
pas na jaren weer eens het oude land
zullen terugzien, zullen voor altijd
het oude vertrouwde beeld missen,
want ik kan me moeilijk indenken dat
het weer zal worden zoals het vroe
ger was.
Een paar maanden voordat ik voor
goed de Waterweg uitvoer, was ik
nog met vacantie in Cadzand en
•leerde het toen al door de oorlog ge
havende Zeeuws Vlaanderen kennen.
De schade schijnt er niet zo ernstig
te zijn als eerst werd gevreesd, maar
als ik aan de smalle duinenrij denk,
dan vrees ik toch dat ook die wel ge
havend zal zijn.
Maar boven deze herinnering aan
het land, rijst uit de diepe indruk die
de heroïsche strijd van de mens heeft
gemaakt, de mens die daar woonde
en de mens die uit alle delen van het
land en van ver over de grenzen
kwam aansnellen om te redden en
om weer te gaan opbouwen.
H. Snoek
Het gat is inmiddels gedicht. Red.