HOE „MEN" ER OVER
DENKT
d*.f>pUt)tJL
23
„Hoe komt het", vroegen we aan de heer P. TENSEN, firmant van een groot autobus-
bedrijf, „dat de Spoorwegen wél, maar de busondernemingen géén „half-geld" bereke
nen voor militairen?" „He Spoorwegen hebben immers zo veel meer vervoer dan de bus
sen. Daardoor ligt het daar allemaal zo heel anders. Bovendien zijn de Nederlandse
Spoorwegen een semi-overheidsbedrijf. En trouwens: over 't algemeen maken militairen
niet zo heel veel gebruik van de bus, die immers bedoeld is voor korte trajecten, terwijl
deze liftende militairen meestal hele einden moeten reizen. Moeten ze tóch een korte
afstand afleggen, dan doen ze dat bij voorkeur per fietsomdat dit helemaal
niets kost!" Zelf neemt de heer Tensen, als 't even kan, altijd lifters mee, maar dat is
niet altijd mogelijk en„dan is het gewoon „een ramp" om op een Zaterdagmiddag
van Amersfoort naar Soest te rijden: dan staan ze bij drommen langs de kant en als ze
dan zien dat er niet gestopt wordt, leest men gewoonlijk 't verwijt in hun ogen: „zo'n
snertvent zit helemaal alleen in een grote slee, maar hij gelooft 't welEn
straks moeten wij ook zijn standje opknappen....." En daarom: als er wederzijds
meer begrip was, dan zou dat alle partijen ten goede komen!"
,,'t Moest niet nodig zijn dat al'die soldaten iedere week opnieuw langs de kant staai*
te liften", zo beantwoordde de A.N.W.B. wegenwacht H. J. DEN BOER onze vraag, hoe
hü over 't liften dacht. „Die groepjes liftende militairen vormen, vooral 's avonds, nog
al eens een gevaar op de weg. 't Zou heel goed zijn om alle soldaten op dat gevaar, (dat
ze meestal zelf niet kennen) te wijzen. Ze houden nu op elke willekeurige plaats auto's
aan, met 't gevolg dat er af en toe plotseling een stopt. Dat kan heel gemakkelijk voor
een achterligger noodlottig worden. Daarom moest men feitelijk steeds bij een parkeer
plaats gaan staan, dan blijft de weg tenminste vrij." Overigens gaf hij die liftende sol
daten groot gelijk: ,,'t Is voor hen, met hun 75 centen per dag, immers de enige moge
lijkheid om buiten hun maandelijkse vrij-vervoer nog eens ergens heen te gaan", vond hij.
Chauffeur F. EIEBEN legt dagelijks heel wat kilometertjes
af met de zware vrachtauto's van een bekend vervoerbedrijf.
„En als het mócht", zei Xieben, „dan nam ik stellig zo veel
mogelijk soldaten mee als ik kon, maar 't zou me een be
keuring kunnen kosten."
„Géén burgers?"
„Nee. Mijn indruk is, dat bijna alle liftende burgers bést
reisgeld zouden kunnen betalen."
TOUSY SAEOMANS, die uit hoofde van haar werk, in ver
band met het „Holland-festival", veel door ons land zwerft,
verklaarde resoluut: „Militaire liftersIk neem ze
a 11 ij d mee. Dat wil zeggenvoegde ze er iets
bedachtzamer aan toe, „ik kijk natuurlijk wel even uit wie
ik voor me heb, want tenslotteeen vrouw alleen in
een auto, nietwaar Maar in verreweg de meeste ge
vallen aarzel ik niet lang. Och, weet u: 't is immers tóch
al zo vervelend voor de jongens. En als nu iedere auto
bestuurder, die een plaatsje vrij heeft, een militair mee
neemt, dan zijn ze immers gauw bij hun meisje
JHR IR DE BEAUFORT uit Bloemendaal was heel kort
maar krachtig in zijn uitspraak.
„Hoe ik over het liften denk? Dat is met een paar woor
den te zeggen: militairen zijn welkom, maar voor burgers
niet thuis!"