Hebt U een lift voor me 21 Er gaan in ons land de laatste tijd nu eens hier, dan weer daar stemmen op die er op aandringen het liften te verbie den. Men noemt het dan een na-oorlogs degeneratie-ver- schijnsel, dat in de eerste jaren na de oorlog, toen 't spoorweg en autobus-verkeer nog lam geslagen was, wel moest worden toegelaten; maar thans, nu de openbare vervoersgelegenheid be ter is dan ooit, moet aan dit „klaplopend reizen" paal en perk worden gesteld. Anderen daarentegen zijn er die deze na-oorlogse gewoonte toe juichen, omdat mensen, die anders niet konden reizen, nu toch in de gelegenheid zijn om zich te kunnen verplaatsen. Dan wijst men op scholieren, op moeders van grote gezinnen, maar vooral ook op onze militai ren, die te weinig verdienen om langere trein- of busreizen te bekostigen, en die toch graag het week-end thuis zijn. Hier en daar is nogal wat polemiek gevoerd omtrent dit „voor" en dit „tegen". Er zijn auto mobilisten, die beweren, dat, hoe men 't ook wendt of keert, liften profiteren is van een ander. Anderen verklaren integendeel ronduit: „Als ik in mijn wagen plaats heb, neem ik élke lifter mee en ik vraag niet waarom deze mensen liften. Ik veronderstel, dat ze er een geldige reden voor hebben en óók liever zelf achter het stuur van een auto zouden zitten." Zo zijn ook hier de meningen dus verdeeld, maar vrijwel unaniem wordt onderscheid gemaakt tussen militairen die liften en liftende burgers. Om nu zo nauwkeurig mogelijk èn de oorzaak van dit liften na te gaan en tevens om een zo juist mogelijk idee te krijgen van de geest die er leeft onder diegenen die er dagelijks mee te maken hebben, intervieuwden onze reporters niet alleen enkele van deze „liften de militairen", maar bovendien een aantal niet-militaire Nederlanders, die veel „langs de weg zijn". Him meningen geven wij hierbij zo getrouw mogelijk weer. Ook stellig niet voor hun plezier gaan de dienstplichtige soldaten TH. A. VAN NIEBSEN uit Ede en E. J. M. WEYMAN uit Arnhem langs de weg staan om te proberen of ze ergens in een auto, die tóch hun richting uit moet, een plaatsje kunnen veroveren. „Met de Kerst ging 't heel aardig", zuchtte Van Niersen, toen we hem vroegen of 't nogal meeviel, ,,'t leek wel of de automobilisten in die tijd allemaal „iets goeds in hun hart hadden zitten". Maar nu Mistroostig kijkt hij naar de zoveelste vrijwel lege auto, die, zonder zelfs maar te laten merken dat hij hen gezien heeft, zonder vaart te verminderen doorrijdt. „Tot nu toe hebben we 't nog altijd klaargespeeld, maar 't was soms weieens laat voordat we thuis waren", voegde z'n strijdmakker Weyman er aan toe, „maar ja wie weet misschien zullen we 't nog weieens beleven, dat we onderweg blijven steken „En dan?" vragen we. „Nou ja dat zien we dan wel weer is 't gelaten antwoord. Een hele poos hebben we ze nog nageoogd, die beide liftende lands verdedigers die zo graag vóór de Zondag thuis willen zijn, maar ten slotte waren ze, zonder dat er één auto voor hen had gestopt, als steeds kleiner wordende stipjes uit 't gezicht verdwenen Liften Sommigen vinden 't een verschrikking! Ze doen het enkel omdat ze geen andere mogelijkheid hebben om 't week-end thuis te zijn. Maar de vliegenier-in-de-dop H. W. HEYNEN uit Nijmegen draait er zijn hand niet voor om: elke Zaterdag prompt kan men hem „langs de weg" vinden. En doorgaans is hij in een wip waar hij wezen wil: van het S.V.O.-kamp bij Bussnm (Selecterende vlieg- opleiding) tot in 't oude „Nimwêge". Maar Heynen heeft dan ook nogal wat ervaring op dit gebied: heel Europa is h\j al door gelift. Niet in uniform natuurlijk, maar des-, ondanks heeft hij altijd gemakkelijk bereidwillige auto mobilisten gevonden. Waarom hij 't doet? Wel een kwestie van geldgebrek!

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - tijdschriften | 1953 | | pagina 11