HOE KAN EEN HERHA AlS-trt/t*-** DpaJSerr. yoenlttt 'öwr{ A/rfw; ir ffrt-arfor. Ouvrr^ad; Sf .ins infeisvd Steent Krls/n-e/Jtar^ *ÏMtefb e OORD B K VK I.ASD i Afl'd Uy Jiertgtnr xUren Wolfaarijdijk sBserierJ&igFJsn [AnfkZ-t Hwkmsi Vofdrenken L*nd j*n 2inJ-Bevsi»nd Verdrenken B^xSmaftu De droom, die een eind moet maken aan een nachtmerrie; stukken dijk (donkerkleurig) vor men samen met de duinen (lichtkleurig) een ononderbroken afsluiting voor de vele Zeeuwse zeegaten. RA*en<£' '$ps& m. Nooit weer! Nooit weer!" hoort men in alle lagen van het Nederlandse volk, onder alle beroepen weer klinken. Voor de zoveelste maal heeft het water Nederland zwaar getroffen en geweldige stukken landbouw- en weide grond verzwolgen, duizenden mensen treffend in leven en bezit. In de twintig eeuwen lange strijd, die de Nederlanders tegen het water hebben gevoerd, is er al eerder sprake geweest van een groots plan, dat voorgoed een eind zou maken aan alle watersnood rampen en aan alle stormvloedgevaren. De bedoeling is niets meer of minder dan de bouw van een dijk naar het model van de Afsluitdijk van de monding van de Nieuwe Waterweg tot aan Zeeuws- Vlaanderen toe. Wat daarachter ligt aan grond zou worden drooggemaakt en een enorme polder vormen met de nodige afwateringen natuurlijk voor het water van Waal en Maas, met een doorvaart voor Antwerpen via de Wester Schelde en met afvoer van water voor de vele kleine riviertjes in Noord-Brabant. Scheepvaartkanalen zouden nieuwe wegen vormen van Rotterdam naar de Schelde. Een nieuwe autoweg zou van Rotterdam naar Zeeland voeren, spoorlijnen zouden worden gelegd door een gebied, waar men nu alleen de lijn Bergen op Zoom -Vlis- singen en ClingeTerneuzen kent. Het klinkt fantastisch, doch deskundigen vinden het niet zulk een fantastisch plan. Maar toch, als het zó makkelijk was, zouden de Nederlandse waterstaat-inge nieurs die dijk zeker wel allang hebben gebouwd... Maar het is niet zo gemakke lijk als leken menen. Strijd om de grond. Van af het ogenblik, dat de mensen in (Links) Een reeds in 1925 opgedoken plan komt opnieuw in de algemene belangstel ling: het afsluiten van alle zeegaten van de Nieuwe Waterweg tot de kust van Zeeuws- Vlaanderen. De duinranden zijn op deze kaart lichtgekleurdde te maken dijkstukken naar het. model van de Afsluitdijk zijn donker. In totaal moet er een tweemaal grotere dijk worden gebouwd dan de Afsluit dijk is. Bovendien zijn de zeegaten zeer diep, vol verraderlijke stromingen, en kan men slechts beperkte tijd, werken. de lage landen geen terpen of vluchtheu vels meer bouwden tegen de overstro mingen, waarvoor zij geen ander middel kenden dan de vlucht, maar dijken gingen aanleggen, was het offensief tegen het water geopend. De dijk betekende stand houden tegen het water. Het zijn de Friese monniken en boeren geweest, die de pioniers van de dijken- bouw werden. Zij leerden uit twee enorme watervloeden, die tienduizenden Friezen het leven kostten, dat de dijken nooit goed genoeg kunnen zijn. In Zeeland zagen de mensen tot hun verbazing, dat de zee niet alleen nam, maar ook gaf. Achter de Zeeuwse duin rand en strandwal bouwde de zee met zand- en kleihoudende stromen langzaam nieuw land op. De zoutige modder deed er ras plantengroei ontstaan. Zeewier en zeegras hielden het slik vast, tot dit boven de hoogten der ebben kwam te lig gen, boven de vloedlaag ten slotte, zodat die gronden alleen bij hoog water onder water geraakten. De schorren ontstonden. Twaalfhonderd jaar geleden begon men die schorren al te omdijken. Met steeds nieuwe dijken legde de mens beslag op die nieuwe gronden. Maar namen op de kaart als Verdronken land van Saaftin- ge, Verdronken land van Reimerswaal, Verdronken land van Zuid-Beveland be wijzen dat die strijd niet zonder tegen aanvallen van de zee verliep. Onophoude lijk groeide een gebied als dat van Zeeland samen, maar watervloeden ver nielden vaak weer het eigen werk van de zee en de mpeizame arbeid van de mensen. De techniek van het dijken bou wen werd verbeterd en men leerde het water beter wegwerken dank zij de wind watermolen. In de Gouden Eeuw hadden er grote be dijkingen plaats; de Zijpe, de Wieringer- waard, het Hollands-Utrechtse veenge bied, de droogmaking van Beemster, Purmer en Wormer, een landaanwinst van bijna tweehonderd duizend hectaren. In de Gouden Eeuw vond men niet alleen Nederlandse kolonisten buiten Europa, men vond ze ook op de Zeeuwse schorren, in de Drentse venen, in de Hollandse droogmakerijen en aan de Fries-Gro ningse kust. De gezapige behaaglijkheid Geslagen land, maar ongeslagen volk. Een der talloze groepen evacué's, die hals over kop hun geboortegrond, hun huis en hun bezit moesten achterlaten om het vege lijf te redden voor het water. Bestaat er een mogelijkheid, om een herhaling te voorkomen?

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - tijdschriften | 1953 | | pagina 50