rPostbestuur 175 jaar PUBLICATIE PAGINA 8 DEN HAAG - Op 1 januari was het 175 jaar geleden, dat in ons land het eerste nationale postbestuur in functie trad. Zeker een gebeurtenis om bij stil te staan. Aan de andere kant maakt dit feit deel uit van een reeks minstens even belangrijke gebeurtenissen in die tijd, welke onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. In dit licht zal bovengenoemd jubileum - na een korte inleiding - wor den bezien. Blik achterom In de toenmalige Republiek der Zeven Verenigde Neder landen was vóór 1795 van een centraal gezag nauwelijks geen sprake. De Staten-Ge- neraal namen slechts beslis singen in kwesties als oorlog en vrede, alsmede over de buitenlandse politiek. De daarin samengaande ge meenten (provincies) waren in wezen elk voor zich souve- rein. Binnen deze regio's ge droegen de steden zich even eens in hoge mate zelfstan dig. Weliswaar fungeerden de opeenvolgende stadhouders - afhankelijk van de sterkte en kracht van hun persoon lijkheid en de politieke situa tie - met min of meer succes als „coördinator", maar de gewestelijke en plaatselijke belangen bleven doorgaans hoogtij vieren. Bovendien waren de Oranje's sedert de opstand tegen Spanje (1568) eigenlijk niets meer dan die naar van de Staten, hoewel sommigen van hen - en vooral de grote legeraan voerders - meer weg hadden van ongekroonde vorsten. Het postwezen van weleer was een afspiegeling van deze structuur. Ook hier ga ven locale belangen de toon aan. Rondom het midden van de zeventiende eeuw gingen regenten-kooplieden, die veelal deel uitmaakten van de stadsbesturen, de belang rijkste „bedrijfjes" van de tot dan toe optredende voetbo den (koopmansboden) inpal men. Zij gaven zichzelf door gaans de titel van Postmees ter. Bij deze particuliere diensten was elke uniformi teit op het gebied van admi nistratie. expeditie, vervoer en tariefhoogte ver te zoeken, Het algemeen belang ten be hoeve van de gebruiker kwam in feite op de laatste plaats. Een vaak tot in het dwaze toe gevoerde concur rentiestrijd was schering en inslag. Soms ging men hier mee zelfs zover, dat de postil- jonsritten van bepaalde on dernemingen qua dienstrege ling opzettelijk niet of slecht op elkaar aansloten. Van ongeveer 1700 af kwam er naast het particuliere ini tiatief een andere beheers vorm. Mede door toedoen van een in die dagen groeiend pril besef op sociaal-ethisch ter rein - onder invloed van de staatkundige filosofie der Verlichting - besloten diver se steden, de posterijen tot een gemeentelijke instelling te maken. De winsten vloei den voortaan in de stadskas. De eerste „echte" ambtena ren deden ten kantore hun intrede. Sindsdien bestonden particuliere en stedelijke ex ploitatie naast elkaar. Ogenschijnlijk nog ingewik kelder werd de situatie, toen de Staten van Holland en West-Friesland (tegenwoor dig Noord- en Zuid-Holland) in 1747 onder druk van „de mocratische" volksbewegin gen - de actiegroepen van toen - er toe overgingen, alle postdiensten in het gewest te „provincialiseren". Vijf jaar later was deze zogenaamde Statenpost een feit. Tijdens de daaropvolgende tientallen jaren werd in de provincie Holland veel aan het postwe zen verbeterd. Op verschil lende gebieden ontstond meer eenheid, terwijl voorts meer aandacht werd ge schonken aan de dienstuit voering. Alle wensen en verlangens konden evenwel niet in ver- iiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiimiiiiimiiiiiim Door dr. J. G. Visser hoofd Bureau Geschiedenis liiimiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiimiiiiiiiiiii vulling gaan. Zo kwam het bijvoorbeeld niet tot een ge lijke tariefstelling voor het hele gewest. Al met al kende de Republiek sedert 1752 drie soorten van beheer en exploitatie: Ge westelijk in Holland, en bui ten deze provincie een parti culiere of stedelijke aanpak. De nu ontstane ingewikkeld- De auteur van bijgaand artikel, dr. J. G Visser (51), heeft op zijn kamer op de Centrale Directie van de PTT in Den Haag een prachtige kaart hangen van het Napoleontische Rijk, doorkruist met een gigantisch net van postroutes. De historicus dr. Visser kwam na zijn studie geschiedenis op de Rijksuniversiteit van Lei den bijna 22 jaar geleden bij de PTT. Zijn grote hobby: De geschie denis van de oude jazz. VAN ZIJNE MAJESTEIT DEN KONING van HOLLAND Houdende eene Wet op de Brieven-porten der binnenlandsche correspondentie, tegen het frauderen van brieven enz. Gearresteerd den ifden April 1807. In den HAAG, ter KONINKLIJKE STAATS - DRUKKERIJ, 1807. Het titelblad van de eerste Postwet. heid was echter meer schijn dan wezen. Zoals op vele ge bieden destijds, nam het ge west Holland ook in postaal opzicht een overheersende positie binnen de Republiek in. Amsterdam stond hierbij in het voorste gelid, met Den Haag op de tweede plaats. Bovendien zag de Statenpost kans, door een gewiekste postpolitiek vervoerstrajec- ten binnen het territoir van andere provincies te bemach tigen. Beslist nieuw in Holland was het voor de eerste maal in onze postale historie optre den van een postbestuur, be staande uit vijf commissaris sen, afkomstig uit de regen tenstand. Aan hen werd een drietal hoofdambtenaren toegevoegd: een secretaris, een ontvanger-generaal en wat later ook nog een com mies-generaal, die onder meer belast was met admi nistratieve inspectie- en opleidingsaangelegenheden. Met enige al spoedig daarbij geplaatste klerken was toen tertijd feitelijk reeds een „hoofdbestuur" ontstaan, al was deze instantie alleen van gewestelijke aard. Nationaal verklaring Bij de Bataafse omwenteling van 1795 kwam er binnen de Republiek op Staatkundig gebied heel wat in beweging. Naast andere zaken viel hier bij de nadruk op het terug dringen van de gewestelijke en plaatselijke zelfstandig heid en een versterking van het centrale gezag. Ook de posterijen kregen hun deel van de Vrijheid, Gelijk heid en Broederschap. Om te beginnen werden de leden van het Hollands postbestuur en een deel van hun ambte lijke getrouwen vervangen door burger-commissarissen op enige prinsgezinden na, die wegens hun vakkennis onmisbaar waren. Na 1795 was vrijwel van meet afaan door de leidende groe peringen over naasting van het postwezen gesproken. Toen na schier eindeloos po litiek geharrewar en de nodi ge intriges medio 1798 ten slotte een definitief Uitvoe rend Bewind en een gekozen volksvertegenwoordiging op traden, kwam deze kwestie snel in kannen en kruiken. Begin 1799 verklaarde een meerderheid in beide kamers van afgevaardigden zich voor nationalisering van het openbare berichtenverkeer. Vermeldenswaard is zeker, dat nagenoeg alle Kamerle den het in de toekomst doen vloeien van de postale win sten in de „Nationale Cas" het voornaamste doel van de naasting vonden. Slechts een enkeling beschouwde het in richten van een goedlopende en billijke dienst ten gerieve van het publiek als hoofd zaak. Wat dit betreft moesten de Bataafse idealen voorlopig voor de schatkist wijken. Daden Het publiceren van een offi cieel decreet omtrent natio nalisering was op zichzelf wel een mijlpaal, maar men diende vervolgens over te gaan van woorden naar da den. De eerste stap van bete kenis was het instellen van een nationaal postbestuur in 1803, het College van Com missarissen der Bataafse Posterijen. Dat het niet min der dan vier jaar duurde voor het zover kwam, was eensdeels te wijten aan ver traging, veroorzaakt door de politieke staatsgreep van 1801. Daarenboven had one nigheid in hoogste instantie over de te kiezen bestuurs vorm voor nog meer opont houd gezorgd. Op de keper beschouwd was dit college een bescheiden schaalvergroting van het meergenoemde bestuur in de provincie Holland en West- Friesland. Dit laatste was niet zo vreemd, aangezien de Hollandse commissarissen het oppergezag danig van ad vies terzake hadden gediend. In plaats van vijf, telde het nieuwe lichaam zeven leden. Thans werden twee hoofd ambtenaren (een secretaris en een ontvanger) met een kleine staf hieraan toege voegd. Het commies-generaalschap kwam als afzonderlijke functie te vervallen. Een drietal leden van het „oude" gewestelijke bestuur kreeg een zetel in het nieuwe topor gaan. Eén van hen, in wezen reeds sedert 1795 de onbe twiste voorman, was mr. Ja cob, George, Hiëronymus Hahn. Na hem verdient de naam van Zacharias Arne Eekhout, van huis uit koop man te Amsterdam, zeker vermelding. Organisatieplan Met voortvarendheid pakte het postbestuur een aantal urgente problemen aan. Zo benoemde het uit eigen mid den een kleine commissie voor het maken van een or ganisatieplan van landelijke omvang. Een niet geringe op gave Alles bijeengenomen ging het er om, uit de op vrij wel alle gebied ongelijksoor tige postdiensten een goed sluitend en doelmatig geheel op te bouwen. In april 1806 was men evenwel zover, dat een „blauwdruk" aan raads pensionaris Rutger Jan Schimmelpenninck - in het jaar daarvoor door toedoen van Napoleon tot hoogste machthebber in de Republiek benoemd kon worden aan geboden. In grote trekken kwam het plan op het volgende neer: 1. coördinatie van de be staande postritten en het instellen van enige nieuwe postiljonsverbindingen in bepaalde streken, waar zulke ritten nog niet be stonden; 2. het brengen van het aantal post(verzend)dagen op en kele belangrijke trajecten van twee tot drie per week; 3. een classificatie van de postinrichtingen in hoofd-, onder- en bijkantoren. Zo'n indeling was te on zent wederom iets nieuws; 4. nieuwe instructies voor de verschillende groepen per soneel. De tarieven, op landelijke voet bezien, had de commis sie bij haar onderzoek niet buiten schot gelaten. Zij was echter van oordeel, dat deze materie door de wetgever ge regeld moest worden, wat •korte tijd later inderdaad ge beurde. Schadevergoeding In 1802 was intussen een wet over deze materie tot stand gekomen. De kernpunten hiervan waren 1. de steden ontvingen als schadeloosstelling een be drag, gebaseerd op de ge middelde opbrengst van hun posterijen over de laatste tien jaren vóór de naasting. Maar het ging wél om een „afbouwrege ling" gedurende een kwart(-eeuw. Ontvingen de betrokken plaatsen in het eerste jaar het volle pond. daarna werd het uit te keren bedrag telkenjare 1/25 minder; 2. de nog zittende particulie re postmeesters behielden in eerste aanleg functie en inkomen, doch voortaan onder toezicht van de na- tionaal-postale autoritei ten. Na eventuele reorga nisaties, die verlies van in komsten zouden veroorza ken, dienden zij echter te worden gepensioneerd. Een andere „werkgroep" uit het College van Commissa rissen moest de uitvoering van deze wettelijke bepalin gen ter hand nemen. Alweer een taak die er niet om loog, omdat de meeste schadege vallen weinig overeenkomst met elkaar vertoonden. Voorts kostte het inwinnen van informatie veel meer tijd dan tegenwoordig. Na het overwinnen van legio grote en kleine hinderpalen werd dit karwei overigens toch geklaard. Lees verder pag. 9

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - tijdschriften | 1953 | | pagina 2