LICHTBAKEN VOOR K8EE v Eert eresaluut aan de brigadiers G. Claeijs bij het verlaten van de actieve dienst Nu is de zaal weer leeg, maar velen van de heilssoldaten zijn geëvacueerd en van geregelde korpsarbeid zal er de eerste tijd wel niet veel komen. De korpszaal is, dank zij enkele weken hard werken van een groepje heilsofficieren onder lei ding van le luitenant van Amerongen (Treebeek), omgezet in een recreatiecen trum, waar koffie geschonken wordt en biljarts en tafeltennisspelen meehelpen om de gezelligheid te verhogen. Dit team gaat nu weer vertrekken, hun korps- arbeid wacht, en de bevelvoerend offi cier van korps Zierlksee, le luitenant J. Gelderman, komt terug om de leiding van het centrum op zich te nemen. Het is er gezellig rumoerig van mannenstem men en de koffie, die in de cantine ge schonken wordt, heeft de lof „best bak kie" ten volle verdiend. Ik heb een uurtje achter de toonbank gestaan en als een echte kastelein koffie met en zonder koek verkocht aan de mannen, die hier wat gezelligheid komen zoeken. Twee van de „Dienst Zuiderzeewerken" blijven even een praatje maken en in een van hen herken ik een oud dorps genoot, wat dacht u, juist een Slie- drechtenaar, hoe kan het anders in dit land van water en dijken. Of ze hier nog lang zullen werken? Ze weten het niet, niemand kan dat nu al overzien, maar een van hen waagt een voorzichtige gis sing, als hij zegt: „Ik zal blij zijn, als we er dit jaar mee klaar komen." Maar dat is dan ook niet meer dan een gissing. Arbeiders uit Leiden en Alphen aan de Rijn komen de krant lezen, een partijtje biljarten en koffie drinken. Dit is toch gezellig, alleen al omdat het even iets anders is dan modder en kou en verdronken land en het schoollokaal waar ze ingekwartierd zijn. Volgende week wordt een begin gemaakt met het geven van filmvoorstellingen en andere ontspanningsavonden zijn in voor bereiding. Als straks de grote slag om Schouwen-Duiveland gaat beginnen en er een leger van duizenden arbeiders aan de slag zal gaan, is ook ons Leger pre sent. Zijn motto voor 1953 is immers: Harten naar God handen naar de men- J* 1/ r, 1 - -• - Een gezellig praatje na een dag van zware arbeid aan de dijken. het dezer dagen zag bij zijn bezoek orcatie-centrum is herschapen. In de Poststraat, die droog staat, is de zaal van het Leger des Heils. Toen in de rampnacht de sirene ging en de mensen door het water kwamen aanwaden, zaten er in een ogenblik tijd niet minder dan honderd vijftig mensen in en toen die weg waren, kwam er een groep militair-en en toen kwamen de Duitse technici en toen de stapels kleren, die uit het hele land werden gezonden en zo is het maar doorgegaan. Terwijl de ene heilsofficier de leiding had in de zaal, reed de andere in een auto om de mensen, die met heli copters en ducks uit de dorpen werden gered, weg te brengen naar de verschil lende opvangcentra. sen. Hier in Zieriksee steekt het op deze manier zijn handen uit! Aan het eind van de avond wordt de dagsluiting gehouden. Wie wil, kan weg gaan, maar iedereen blijft en zoekt een plaatsje op de banken aan de kant. Er wordt geen lang Bijbelhoofdstuk gele zen, in de korte toespraak wordt maar één tekst aangehaald, een woord van God zelf: „Ik weet, waar gij woont!" Wij staan dus in Gods adresboek. Hij heeft iets met ons te maken en wij met Hem. „Niet thuis" geven is er niet bij en „Ver trokken zonder nader adres!" ook niet. En laten we daarvoor met elkaar dan ken. Een van de mannen zegt hardop: „Dat moet je dan natuurlijk geloven!" Het is bedoeld als tegenspraak, maar het klinkt eerder als een bevestiging. Hij heeft in elk geval goed begrepen, waar het om gaat. Als ik om half twaalf mijn foto's op ga halen bij de (amateur) fotograaf, die zo vriendelijk was om er zijn Zaterdagavond aan op te offeren, kom ik in de stille straten alleen maar twee agenten tegen, die het licht van hun zaklantarens op mij richten. Er schijnt hier avondklok te zijn, maar als ze de Legerpet zien, kom ik er met. een vriendelijk „goedenavond heren", af! Het is twaalf uur, eer ik terug loop, en de klokken van het stadhuis carillon strooien hun klanken voorzich tig over het slapende stadje. Een ogen blik wekt dat de gedachte, dat ze dit alleen maar kunnen doen, omdat ze bó ven al dit menselijk worstelen en strijden staan, en er misschien niet door getrof fen worden, tot de diepere gedachte me treft, dat juist dit rustig voortgaan met hun taak een teken is van hun trouw en van hun verbondenheid met het lot van hun stad. Die stadhuisklokken weten immers wel wat water is. Toen ze in de bezettings jaren op „hoog" bevel waren weggehaald om gesmolten te worden, is het schip, dat hen vervoerde ergens op het IJsselmeer zo maar gezonken (wat raar!) en hebben ze op de zeebodem de bevrijding afge wacht. Daar wordt niemand beter van, zelfs een metalen klok niet, maar wel komt er na zo'n ervaring, een diepere klank in het luiden van een klok. Het is als de hand van een moeder, die zich even legt op het hoofd van haar slapend kind. Slaap maar gerust! Wij zijn er. We waren weg, maar we zijn weer teruggekomen. En „julder" komt terug. En ons mooie land komt terug. Want wij, de klokken en de mensen en het land van Zeeland horen bij elkaar. D. L Brigadier G. Claeijs, als tolk voor gene raal Carpenter. Mevr. Claeijs verrichtte dezelfde dienst voor mevr. Carpenter. Het is jammer, dat de beperkte plaats ruimte een herdruk verhindert van het artikel „Majoor G. Claeijs, Nationaal Mu ziekkorps-Secretaris EXIT", dat in het jaar 1946 in de kolommen van de Strijd kreet verscheen. Hierin werd een over zicht gegeven van datgene, waarvoor het Leger des Heils in ons land dank is ver schuldigd aan de toenmalige majoor en mevrouw Claeijs. Toen betrof dat een af scheid in verband met de aanvaarding van zijn nieuwe aanstelling als Divisie officier in het Noorden. En nu staan wij weer bij een afscheid. Een onontkoom baar afscheid. Het is bijna niet te ge loven, en men wrijft zich nog eens de ogen uit, maar het is een niet te ontken nen feit. Deze vitale, allesbehalve oud- uitziende man heeft de pensioengerech tigde leeftijd bereikt. Slechts node onderwerpt hij zich dan ook aan de hieraan verbonden officiële toe spraakjes, enz.want hij gaat met pen sioen. Maar wie zal ooit bij dit afscheid die spontane overweldigende ovatie in het Concertgebouw te Amsterdam op Zater dagavond 28 Februari 1953 vergeten Hier bleek overduidelijk uit de sponta neïteit, dat deze man „het hart des volks" bezit. En nog eens weer werd dit onder streept des Zondags in de grote Aula van het Tropisch Instituut, waar toen ook zijn geliefde vrouw in werd betrokken. Ja, waarlijk, zo wijd en zijd als de naam Claeijs bekend en naar waarde wordt ge schat in Nederland en daarbuiten, zo ge liefd zijn de dragers van die naam ook. Zeker, de brigadier en zijn vrouw hebben het Leger een schat van liederen ge schonken. Melodieën en eenvoudige, maar diep ontroerende woorden, die over vele jaren in de Leger-muziekwereld met het woord „Leger-klassieken" zullen wor den aangeduid. In tal van functies heeft de brigadier uitstekend werk verricht. Al deze feiten bij elkaar genomen, vormen echter nog niet alleen de oorzaak voor deze liefde, welke men hun toedraagt. Daartoe is no dig een levensachtergrond. En die ach tergrond is er. Ik heb eens ergens het volgende gelezen: „Hij, die welslagend is in zijn leven, is degeen, die goed heeft geleefd, vaak heeft gelachen en veel heeft liefgehad; die het respect van de verstandige mensen heeft gewonnen en de liefde der kinderen; die zijn plaats in het leven heeft ingenomen en zijn opdracht heeft vervuld; die altijd het beste in anderen heeft opgezocht en die het beste wat hij had, heeft ge geven; wiens leven een bezieling en wiens herinnering een zegen was". Deze woorden zijn zeker van toepassing op de brigadier. Vaak heb ik hem be wonderd om zijn ijver, zijn plichtsbetrach ting, zijn bereidheid tot helpen, zijn die nende liefde. Terugkerende van een of ander groot podium, waar hij de staf had gezwaaid over honderden ten aan- schouwe van duizenden, is hij niet te groot en te belangrijk om zijn vrouw in de keuken bij de afwas te helpen. Hij bezit het vermogen begrijpend te luis teren. Zijn grote belezenheid met betrek king tot de denkers van alle eeuwen, geeft hem een uitermate wijde blik en ruim begrip. De omgang met de briga dier doet iemand al heel spoedig een zeer ster): dominerend persoonlijk gods dienstig leven bespeuren. Zijn belezen heid mag eveneens worden geroemd ten aanzien van zijn Bijbel. Hierbij is hij altijd de nuchtere mens ge bleven, wien niets menselijks vreemd is. Dit alles heeft hem door Gods genade gemaakt tet de aantrekkelijke persoon lijkheid, zoals wij die kennen. Gods ondoorgrondelijke wijsheid voegde het leed hieraan toe, hetwelk een winkel haak trok in hun beider leven en gezin, maar dat hen daardoor ook dikwijls de weg tot het hart van bedroefden en een zamen heeft geopend. Waar nu de brigadier in zijn taak als officier terzijde werd gestaan door iemand als zijn zo zeer begaafde, rustige en godvrezende vrouw, kon het bijna niet anders, of de naam „Claeijs" werd in ons land tot een „begrip". Moge de bediening van dit „begrip" de brigadiers, zij het dan ook officieel als „niet-actief", nog lang gegeven zijn. Amsterdam, 9-3-'53. G. K.

Krantenbank Zeeland

Watersnood documentatie 1953 - tijdschriften | 1953 | | pagina 5