OUWERKERK
<~~Y\oc)maalA
3
Ir. C. J. VAN DEN BOUT
Er wordt mij gevraagd, om, nu het laatste dijkgat nabij Ouwerkerk
gesloten is, hierover nog eens wat te schrijven voor het Contactblad.
Om de redactie niet teleur te stellen, wil ik aan het verzoek voldoen,
hoewel ik het, na al hetgeen de pers en de radio over Ouwerkerk
verteld hebben, geen eenvoudige opgave vind.
Het plan, dat in grote trekken bekend mag worden verondersteld
(zie Contactblad no. 7), had een goede start. De aanleg van de twee
verbindingsdammen vanaf de koppen van het Brokkengat naar de
koppen van het oude dijkgat, verliep vlot. Na 18 September liep er
geen stroom meer over het slik en moest al het in- en uitstromende
water door het oude dijkgat.
De zinkcapaciteit werd tot het alleruiterste opgevoerd. Vanaf een
zestal zaten werden de zinkstokken aangevoerd en gezonken.
Ondanks het feit dat gedurende de stroomkenteringen in het oude
gat meest op twee en dikwijls op drie plaatsen tegelijk zinkstukken
werden neergelaten, hebben de peilploegen tussen al het drukke
beweeg van stukken, boten en bakken, kans gezien hun peilwerk te
verrichten. Dit was van grote waarde, aangezien daardoor van dag
tot dag uit de peilresultaten nagegaan kon worden hoe na het gereed
komen van de beide verbindingsdammen de meerdere stroom door
het oude gat de bodem verdiepte. Dit te weten was niet alleen voor
het zinkplan van belang, maar gaf tevens de richtlijn aan in welke
positie de landhoofden zouden moeten worden geplaatst. Hiervoor
was het ook nodig goed te weten hoe de stroom door het gat liep,
waarom weer andere ploegen voortdurend bezig waren met het meten
van de stroomsnelheden en stroomrichtingen. Een militaire radio-
groep bewees daarbij zijn diensten, terwijl de tekenaars elke dag de
resultaten van het peil- en meetwerk op papier zetten en de licht
drukker, dikwijls in de nacht, de tekeningen vermenigvuldigde.
Aan de hand van al deze gegevens werd het plan tot sluiting ont
worpen, zoals dit is weergegeven op de tekening.
Het Oostelijk landhoofd kon uit caisson-elementen worden opge
bouwd, omdat dit landhoofd vrijwel uit de stroom zou komen te
liggen. Voor het Westelijk landhoofd, waarop de vloeclstroom nogal
aantrok, zou een Phoenix-caisson worden gebruikt. De ervaring bij
het Brokkengat had geleerd, dat de kleine caisson-elementen bij al
te sterke stroom maar al te graag in de diepte verdwenen. Misschien
was de vrees ongegrond, dat zulks weer zou kunnen gebeuren, wan
neer het Westelijk landhoofd uit kleine elementen zou worden op
getrokken, maar men wenste geen risico's meer te nemen.