Schaftuur achter het riet bij Stevensluis (foto PtZ.C.)
Als de dijk weer is gesloten
Eerst als de dijk weer is gesloten
Aan Duivelands Zuiderkust,
Met keileem, zand, caissons en stenen,
Dan is ons aller hart gerust.
De zee, ons' aller vriend en vijand,
Die op d' eerste Februarinacht
Die rust zo wreed verstoorde,
Heeft wreed dit land verkracht.
Da storm die beukte en gierde
Op Neerlands lage land,
Verbrak in weinig uren
't Geluk van menig bloedverwant.
Doch leed is snel vergeten,
Als bouwers gaan wij voort,
Een ieder kent zijn plichten
En werkt zoals 't behoort.
De ontstane gaten zal men sluiten,
Klein Nederland wordt hiermee groot
In eigen land en ook daar buiten,
Bekend ook door onze grote vloot
Met molens, zuigers, kranen,
Met sleepboot, bak en rijs
blijven wij de wegen banen,
nodig voor zee en zeis.
De mensen zullen helpen
Voor het verdronken land
Een ieder helpe mede,
Denk niet aan rang of stand.
De schipper van de zuiger,
Van molen, boot of kraan,
Zij zullen dagen en nachten
Op hun posten blijven staan.
De meester bij de machine.
De stoker op de plaat,
De kok, die weet van wanten,
Is nooit te vroeg, doch steeds te laat.
De matrozen willen praten
voor een vervroegde beurt,
Maar de dijken zullen sluiten,
Daar wordt op aan gestuurd.
Gij boeren en ook burgers
Van het beproefde land,
Blijft in geduld volharden,
Vecht ook met hand en tand.
Wij zullen het water keren,
Dat is ons doel gewis,
Dit brengt weer koren voor de molen,
Er uit met al de vis!
De koeien zullen grazen
Op het malse grastapijt,
Wij werken allen samen,
Het is de hoogste tijd
A. v. DAM.