DE TRAMWAU.~ NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VAN WESTELIJK ZEEUWSCH-VLAANDEREN N». 52. Een en twintigste jaargang. A». 1880. Overgang van 1880 op 81 SLUIS! Dit weekblad verschijnt iederen Vrijdag. Prijs per drie maanden 1. Afzonderlijke nommers 7 cents. Prijs der advertentiënvan 15 regels GO cent, elke regel meer 7l/t cent. Groote letters naar het ge tal gewone regels die zij beslaan. Ingezonden Stukken en Brieven benevens Advertentiën (uiterlijk des Donderdags avonds i ure) en gewone Berichten of Mededeelingen van Correspondenten, te bezorgen bij den Uitgever, of bij den Redacteur J. P. LEIJSENNAAR. Generaal Agentschap, N1JGH en VAN DITMAR, Algemeen Advertentiebureau te Rotterdam. EeroGlorie! zij God in 't allerhoogste! Dit jubbellied weerklonk dezer dagen weder langs duizende tempelgewelven en in den mond van duizende geloovigen, voor wie het feit van voor bijna negentien eeuwen een vraagpunt van teven of dood is ge worden Eere zij God zoo ruischte daar het lied der Engelen door de volden van Bethlehem-Ephrata om het heil der meusch- wording van den Zone Gods, die gegeven is tot een val en opstanding van velen en een teekeri, dat wedersproken zal worden En zoo daar ééne profetie is, die waarheid, volkomen waarheid bevat, dan is het wel deze laatste. Want ook nu nog, ja meer dan ooit, rijst de juich toon uit veler harten tot voor den troon dor eeuwige genade Eere zij God in de hoogste hemelen en vrede op aardewant heden is geboren de Zaligmaker, mijn Zaligmaker, dat isChristus de Heer Maar naast dien juichtoon verneemt ons oor, bijna even luide en onder allerloi vormen, de vraag des ongeloofs, niet van die heiligen twijfel, die daar sprak uit de ziel van Nathaniel, maar van 'l volslagen ongeloof«Kan uit Nazareth iets goeds voortkomon" En toch we staan voor een feit Een feit ten val of ter opstandingGod geve dat het velen een feit ter opstanding moge zijn Ernstig, ja onwillekeurig ernstig wor den wij gestemd bij de wegstervende toonen van dat oude en toch altijd weer nieuwe lied der Engelen, te meer daar het Kerstfeest ons als 't ware overvoert uit den ouden tijdkring in een nieuwen. Zoo ook was bij de geboorte van den Heiland de oude geschiedenis met hare profetien voorbijgegaan en een nieuw tijdperk, het tijdperk der vervulling, aan gebroken. Zal, daar we aan het eind staan van het jaar onzes Heeren 1880, dat wederom met zijn lief en leed, zijn hoop en teleurstelling, zijn schoon en schijn weldra zal voorbij zijn gegaan, zal ook de nieuwe jaarkring voor ons allen de volkomen vervulling aanbrengen onzer wenschen en gebeden, onzer heiligste ver wachtingen Gewis neenwant blijd schap en droefheid, vreugd en smarte, voor- en tegenspoed zullen ten allen tijden hot deel zijn aller stervelingen, zoolang zij hierbeneden hun loopbaan niet hebben volbracht. Maar zeker is het, dat eerst dan alle bezwaren des levens t e zwaar worden om te lorsschen en de zwarte wolken te donker om te doorzien, wanneer ze alleen met het stoffelijk oog worden be schouwd. Gelukkig dan hij, die geleerd heeft zijn blikken hooger te richten en, over de aardsche onvolkomenheid been ziende, zijn bekommernissen kan worpen op Hem, die gezegd heeft «Komt allen tot mij, die vermoeid en belast zijt on ik zal U ruste gevou" Gelukkig hij, die onder al den strijd der aarde ook maar eenigszins geleerd heeft den grooten apostel der Heidenon na te zeggen «Ver getende hetgeen achter is ou strekkende mij tot hetgeen voor is, jaag ik naar den prijs der roeping Gods, die van boven is in Christus Jezus. Ja dan valt al het verledene weg ou een stroom van toe komstige gelukzaligheid vleeit ons tegon, terwijl de blijdste hope, die geen wercldsche macht ooit kan ontrooven, ons deel wordt. En nu lezersdie vaste hope bidden wij U allen toe bij de wisseling des jaars 1 Nog al van «den tram f" Voorzeker het geldt eene levensvraag voor ons gewest en daarom nog al «den tram!" Wij heb ben, kort geleden, gelegenheid gehad om een stoomtramwaij in het Noorden van Frankrijk te zien, die weldra door enke le kleine lijnen en door bestaande spoor- weglijnen zich in het stadje Meenen aan het Belgische spoorwegnet zal aansluiten, en wij voor ons durven dus (behoudens eenige gegevens van latere zorg en op ge vaar af van een schaterlach te verwekken) met groote letters schrijven Gemeenschap» ijzeren weg tusschen Breskens en MarseiBe, over Brussel en Parijs. Men lache nu zooveel en zoo luid als men wil, het staat er en zie hier het be wijs Frankrijk bezit een uitgebreid spoor wegnet waarvan Parijs grootendeels, als het hart des lichaams, het middelpunt is. Dit Fransche spoorwegnet is op meer dan eeno plaats uiterst innig verbonden met het, voor het kleine land, reusachtige Belgische spoorwegnet en een der schakels van dit uitgebreide net is te Maldeghem, op de lijn Gent-Eekloo geknoopt. Nu ligt er eene lijn Brugge-Kortrijk-Meenen, en Brugge-IJperen-Meenen, dio op hunne beurt langs bijzondere lijnen wederom in verband staan met do lijnen van Duin- kerke, Hazebrouck, Rijssel en andero plaatsen van Noord-Frankrijk. De lijn Brugge-Rijssel gaat over Tourcoing. Doch van dit Tourcoing loopt een stoomtram waij, over Roucq, naar Armcntieres, dat door dwarslijnen met het gebeele Noor den van Frankrijk en het Zuiden van Belgie in verbinding staat. En het voorna me doel der hedendaagsche praktische speculatie is om daar, waar gewone spoor wegen, om welke reden dan ook onuit voerbaar zijn, de daarvan verwijderdo plaatsen met de spoorwegen to verbinden door middel van stoomtramwaijs en van deze tevens gebruik te makon tot ver meerdering dor mazen van het net, dat wil zeggen, tut onderlinge verbinding van zulke plaatsen, die langs do gowono spoorwegen slechts door omwegen fo ho reiken zijn. Zoo hebben wo vandeeersto soort Breskens, Groedo, Schoondijke, Oost- burg, Aardenburg, Eedo, Stroobrug, Mal deghem, van welke lijn dan niet verro verwijderd zijn Zuidzande, Waterland- kerkje, St. Kruis, Sint Lanroijns, Sluis, Hoillo en Middelburg in Vlaanderen. Van de tweede soort vinden we lo. Maldeghem- Ruisseleede-Thielt 2o. Ardoijo-Roeselaar Meenen ou 3o. Meenen-Halluin, Roucq. Lacht men nog als we sprekon van oon Mammouthsbaau Breskens-Parijs-Marseille? Lacht men nog als men ziet, dat men don St. Gothard en den Cenis, deze Alponreuzen, doorboort? Als mon hoort gewagen hoe reels de boring of liever graving des tunnels tusccheu Dover en Galais, tusschen Engeland en Frankrijk een begin van uitvoex-ing heeft gekregen? Een ieder ziet dat zulke bijvoegsels tot liet groote spoorwegnet, zulke verbindings- bulplijnen hare eigenaardigo voordeeien zouden bezitten Maar wacht ovon, 'k moet u zeggen wat ik te Roucq zag ik zag daar don stoomtram in gebruik. Een kleine doch krachtige locomotief, licht te regelen en te besturen, was ver bondon aan een sierlijk roizigersrijtuig met drie klassen en eeno afdeeling voor bagage en kleine reispakken on dito be stellingen b. v. een haas in een pijpon- mandje, een mand bloemkool, een zak zaaitarwe, een ham, enz. enz., te veel om to noemen, alles netjes en doelmatig ge borgen en, eorlijk bekend, veel zekerdor en onschadelijker als op de vrachtwagens van Lobol, Znijderduiju, Boidin on aodo- ren, daar natuurlijk een spoorweg dio schokken en stooten niet veroorzaakt, dio de wagens op onze groote straatwegen ondergaan. Aan den aldus samengestelden trein (dat alles bestaat uit een stuk men verbeelde zich een kermis-fourgon, maar op acht tot tien of ts/aalf wielen) waren toen juist nog twee wagons mot vrachtgoederen gehecht, die tol op korten afstand van Parijs moesten vervoerd wor den. Ik vroeg of dio wagens ook op gewone spoorbanen konden loopon, doch ontving een ontkennend antwoord, echter met de bijvoeging, dat men reeds wagens had die op beiderlei wegen konden dienst doen. Maar, hervatte ik, dan mooten deze overgoladon worden en men antwoordde mij Volstrekt niet zulk een waggon wordt in cons wog op een anderon wag-

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1880 | | pagina 1