NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VAN WESTELIJK ZEEUWSCH VLAANDEREN Waarheen No. 49. Een en twintigste jaargang. Vrijdag 10 December. 1880. l)it weekblad verschijnt iederen Vrijdag. Prijs per drie maanden 1. Afzonderlijke nommers 7 cents. Prijs der advertentiënvan 15 regels 60 cent, elke regel meer 7'/j cent. Groote letters naar het ge tal gewone regels die zij beslaan. Iu"ezonden Stukken en Brieven benevens Advertentiën (uiterlijk des Donderdags avonds 4 ure) en gewone Berichten of Mededeelingen van Correspondenten, te bezorgen bij den Uitgever, of bij den Kedacteur J. I'. LEIJSENNAAR. Generaal Agentschap, N1JGII en VAN DITMAR, Algemeen Advertentiebureau te Rotterdam. li. Voor de hondersle maal en zooveel her halen wij het, wij zijn geen voorstanders van achteruitgang, integendeel vooruitgang is en blijft immer ouzo leus. Wij maken ons geen overdreven voorstellingen over do gevolgen van de leer der oneindige volmaakbaarheid der menscholijke natuur, doch dat leerstuk behoort tot ouze gods dienstige zoowel als tot ouzo staatkundige geloofsbelijdenis. Be meusch is vatbaar voor eene greuzeulooze volmaakbaarheid mits hij den rechten weg ter volma king insla Daarop komt alles aan en 't is noodig, dat ieder onderdaan van den staat zich van dien weg volkomen reken schap geve, acht slaande op de mijlpalen, die daar op gesteld zijn. Eu deze zijn niet door ons, niet door toongevers der wijsheid, niet door volksleiders, minst van al door demagogen geplaatst, maar die zijn geplaatst door het groote wereldge richt der geschiedenis en het gebied van deze, waarop zelfs van den religieuzen kant boschuuwd ook de profotie staat, wcnschen wij voor ons nooit te verlaten! Toevallig valt ons oog op een Katholiek Belgisch blad waarin do troonrede van Z. M. Leopold II besproken wordt en ik lees «Ook heeft do Koning weêr geen «woord gerept over God. God, le c i- «d e v a n t, telt niet meer aan 't Hof «zoo min als in de geuzen-scholen. (1) «Men verklaart niet alleen den oorlog aan «de Katholieken, maar ook aan God «Men boude daar rekening van Ook wij zouden het met onverholen af keuring zien, zoo ouze Nederlandsriio troonrede de eenvoudige, kinderlijke for mule miste. De Koning meene het of hij meene het niet, als hij van eene goddelijke Voorzienigheid, of van den Allerhoogste spreekt, een groot, en niet het minst edele, niet het minst voortreffelijke deel des Nedorlandschen volks meent het wél en Willem III, wij zijn desverzekerd, meent het ook wel en zou het nooit dulden, dat men de taal zijns wijzen grootvaders, zijns holdhaftigen vaders veranderde of ver minkte. Wij mogen gerust vertrouwen, dat voor hem «Koning bij de gratie Gods" meer is dan een holle klank. «Alle macht gaat uit van het volk" 1) Geuzenscholen, scholen zonder God, noemt men in Belgie de staatsscholen. Het woord geus heeft in onze dagen zijne ouae beteekenis verloren en is nu de naam eener partij die voor eenige jaren te Ant werpen ontstaan is. zegt de Belgische grondwet en dit is vol komen waar, doch dat sluit geenszins in, dat het volk oppermachtig, willekeu rig, wetteloos is, het tegendeel is waar. De bedoeling dezer stelling is enkel dat nimmer in Belgie een allecuheer- scber don troon kan bezitten; dat daar nooit meer, zooals door Filips II on der gelijke gekroonde monsters, het Yo el Roy (Ik de Koning) willekeurigjzal'wor den uitgesproken, maar dit is ten opzichte van Noord-Nederland even waar. Wij doelen, ten einde den geest te kenschetsen, dio tegenwoordig in Frankrijk heerscht, een drietal opmerkingen mede van do zijde der Katholieke partij, om te doen zien, dat de strijd der beginselen ginds ontbrand is on om ons volk tot waakzaamheid te nopen, opdat wij, geleerd door de geschiedenis van 17Ö5, mogen zorgen, zooveel in ons is, dat do brand ginds ontstaan uiot tot ons oversla. Wij stellen ons geeue partij vóór of tegen de kloosters: uit een staatkundig oogpunt gezien is het de tijd nog niet om het vraagstuk ten onzent te behandelen, en voor eene beschouwing uit een gods dienstig zedelijk oogpunt is ons blad niet geschikt. Alleen dit zeggen wij: eischt de geestelijke kloostervereniging, over eenkomstig de vrijheid, recht van bestaan, dan moet zulk eene vereeniging ook on derworpen zijn aan 's lands wetten on 's lands lusten helpen dragen en m iet op financieel gebied de zoogenaamdo d o od e hand geono voorrechten bezitten boven iedere andere burgerlijke, zedelijke, of liefdadige vereeniging en ten slotte het klooster mag niet zijn eene staatkundige instelling. Godsdienst als zoodanig mag nooit vermengd wordon met politiek beide hebben haar onafhankelijk cn vrij gebied tot werkkring. Daarom laten wij de volgende mededeelingen en feilen geheel en al voor rekening van den schrijver, die ze ons mededeelde en geven ze zonder er eenig oordeel over uit te brengen, dit doe de lezer zelve. Alleen merken wij op, dat men ze van het religieuze standpunt nemen moet. «In Frankrijk is men dezer dagen brutaal voortgegaan mot de rustige kloosterlingen uit hunne eigendommen te jagen, in strijd mot Fraukrijk's wetten, die even als ten onzent, de onschendbaarheid dor woningen vrijwaren. Maar het gouvernement, dat voroudorde weiten uit don hoek heeft gehaald om den haat en den nijd der geuzen voldoening te geven, miskent de latere wetten, dio de eerstgenoemde totaal onuitvoerbaar maken. Zoo iets echter houdt geen communards in hun Wandalenwerk tegen. Walzij willen, moet geschieden; wetten kennen zij niet, tenzij deze als partijwerktuigen togen do katholieken kunnen gebruikt worden. Dit is zeer lafhartig en daarom zijn de Fransche geuzen lafaards. Terwijl zij met hun werk bezig waren, heeft de afgo- zant van Engeland hun gezegd, dat zij do hand niet mochten leggen op Engelscho kloosterlingen, of dat hij zou weten wat lo doen. En de groote lawaaiers, zooals Gambetta en consorten, die zooveel pret hebben met wecrlooze kloosterlingen, zij durven de hand niet leggen op do Engelscho kloosterlingen; ze ziju bang do lafaards Eu ziet nu wat zonderling schouwspel Fransche burgers worden uit hun klooster gejaagd, uit huu eigendom men ontkent hun recht samen le wonen, terwijl vreemdelingen gerust worden gelaten en een recht blijven bezitten en genieten, dat aan inboorlingen wordt ontzegd ONGELUKKIG FRANKRIJK. Dat moot elk katholiek, ja elk eerlijk man uitroepen hi j het lezen van al de gewelde narijen, welke dezer dagon gebruikt ziju tot uitdrijving der kloosterlingen. Op dit oogenblik staan 261 mannenkloosters, wier orde door het gouvernement niet erkend was, bijna volkomen ledig enkel een of twee paters zijn mogen blijven in ieder klooster, hetzij als eigenaar, hetzij om hot te bewaken. Al do o/erigo kloosterlingen zijn met geweld, zelfs op verschillende plaatsen met echte barbaarschheid, op do straat gezet, nadat hunne heilige woningen stormenderhand waren ingenomen. Do schoonste blijken van genegenheid on verkleefdheid zijn den verjaagden klooster lingen gegevengeworden, niet alleen door do bisschoppen en de geestelijkheid, maar door at het puik der bevolking. Edellieden, ma gistraten, rechtsgeleerden co andere hoog geplaatste personen stonden overal de paters als getuigen cn als verdedigers hij. Het volk bleef niet ten achter. In meest al de steden geleido het de verjaagden als in triomftocht; men strooide bloemen op hunnen weg toe juichingen weergalmden Meermalen zag men protestanten zich hij deze schoone be- tooningeri aansluiten. Het getal der rechters cn openbare amb tenaren, die hun ontslag geven, liever dan deel te nemen aan de heiligscheniiendo ver jaging, groeit nog altijd aan. Het is reeds tot over de vierhonderd geklommen. En zijn Gods vijanden nu voldaan Neen, op verre na niet. Over eenige dagen moesten eenige der ministers, die tot de uitdri jving der kloosterlingen niet aanstonds wildon overgaan, hun ontslag geven. Nu, dat bij do opening der kamers, op 9 November, het ministerie rekening heeft gegeven van zijne snoode handelwijze, ontvangt het toch gee- ne dankbaarheid op de verklaring dat het niet voornemens is de dekreten van verja.

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1880 | | pagina 1