NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VAN WESTELIJK ZEEUWSCH-VLAANDEi DE COLORADO KEVER. N°. 30. Achttiende jaargang. A". 1877. Vrijdag 27 Juli. De kust van Vlaanderen in de IXe en in de XIXC eeuw. Dit weekblad verschijnt iederen Vrijdag. Prijs per drie maanden 1. Afzonderlijke nommers 7 cents. Prijs der advertentiënvan 15 regels GO cent, elke regel meer 71/2 cent. Groote letters naar liet ge tal gewone regels die zij beslaan. Ingezonden Stukken en Brieven de Redactie betreffendebenevens Advertentiën (uiterlijk des Donderdags avonds 4 ure.) en gewone Berichten of Mededeelingcn van Cofrespondeteti, te bezorgen bij den Uitgever dezes, alles FRANCO. Generaal Agentschap, NIJGII en VAN DITMAR, Algemeen Advertentiebureau te Rotterdam. NAT. GROOTTE L A R V F. N l)e C.idorado-ki'ver Het doet ons genoegen, dat wij in de gelegenheid zijn gesteld om onzen lezers eene afbeelding te kunnen geven van den verderfelijken Colorado-kever en de daarvan voortkomende larven. Wij achten dit nuttig, opdat ieder meer en meer be kend worde met den vorm enz. van dit ge vaarlijk insect en daardoor in staat zij om, bij eventueele ontdekking, gevolg te kunnen geven aan bet algemeen verzoek van Z. E. den Minister van Binnenlandsche Zaken, nl.Indien gij dezen gednehten vijand van den aardappeloogstin welke gedaante ook mocht ontmoeten,hem onmiddellijk te dooden. De Colorado-kever die in Amerika zulke vreeselijke verwoestingen in de aardappel velden heeft te weeg gebracht, heeft, op den rug gezien, do gedaante van onzen in- landschen groenen goudhaan, maar hij is een weinig grooter (ongeveer 11 tot 12 millim. lang). Zijne kleur is vleeschkleurig rood of rosachtig isabelle, met zwarte oogen. IS kleine zwarte vlekjes en stipjes op het borst stuk en vijf gelogen langstrepen op ieder dekschild. Aan de poten zijn de kniëen en tarsen zwart. De streep langs den naad der dekschilden is zeer smal, de overige zijn tamelijk breed; de zijranden dier stre pen zijn niet scherp afgebakend en tusschen haar ziet men op de isabelle-goudkleur nog zeer vele fijne zwarte en bruine stippeltjes. De eieren worden door de moederkever bij hoopjes van 30 of iets meer of minder, op de onderzijde der bladeren vastgelijmd. Zij zijn iets meer dan 2 millim. lang en 0.7 millim. breed, glad, hooggeel of oranje van kleur en hebben eene rolronde aan beide einden toegeronde gedaante. Binnen vijf of zes dagen komen uit deze eieren de jonge larven te voorschijn. Deze zijn aanvankelijk bloedrood, later gaat deze kleur in vleeschkleur over. De volwassen larven zijn tusschen 8 en 9 millim. lang; na den tweeden ring van het lichaam dik en gezwollen; bultig uitgezet op den rug, aan het einde toegespitst; over het geheel kaal en zonder knobbeltjes of wratten. De kaas- vormige, van voren eenigszins ingedeukte kop is glanzig zwart met witachtige bo venlip, 4 zwarte oogjes ter weerszijden, be schermd door geele borstelhaartjes; de bo venkaken hebben vijf tandjes. Het borststuk is wit aan den voorrand, dan zwart, terwijl het overige langste gedeelte vleeschkleurig is met vele olijf bruine vlekjes, die ieder afzonderlijk uit twee stipjes bestaan. Het overige gedeelte van het lichaam is vleesch kleurig of geelachtig, in de zijden voorzien van twee rijen ronde zwarte vlekken boven elkander. De zes poten, waarvan de ach terste vrij lang zijn, ljebben zwarte heupen en witte dijen, met scbeenen en tarsen, die aan de bovenzijde zwart, aan de on derzijde wit zijn. Na 19 dagen of bijna drie roeken de plant te hekben verwoest, kruipt de larve, volwassen zijnde, in den grond, waar zij in een pop verandert, uit welke in den zomer na 10 of 12 dagen de kever te voorschijn komt. Er zijn jaarlijks drie geslachten, waarvan het laatste den geheeien winter in den poptoestand onder den bodem door brengt. Ten opzichte van de kleur mag men echter volgens den heer Rileij, een Noord- Amerikaan, niet te nauw aan het hierbo ven staande blijven hangen, daar volgens hem de Colorado-kever, naar gelang hij zich over verschillende luchtstreken heeft verspreid, veranderingen van kleur, op sommige plaat sen zelfs van vorm heeft ondergaan. In Jowa en Wisconsin heeft men er gevonden, die eer wit dan geel kunnen genoemd wor den en slechts de helft der grootte van den gewonen Colorado-kever verkrijgen. Doch hoe dit zij, onder elke grootte, vorm en kleur houdt hij zijn verwoestenden aard en naarmate hij meer verspreid geraakt, heeft hij ook bet getal zijner voedingsmid delen vermeerderd, zoodat hij zich wel hoofd zakelijk, maar niet uitsluitend bepaalt tot het loof van den aardappel en den knol, maar bij ontstentenis daarvan, verscheidene andere planten aantast. V. Op hetzelfde tijdstip der verwoesting van Scarphout, werd de kerk Ter streep, gele gen ten noorden van Oostende, door het water overvallen en verdween met alle in woners in de diepte. De stad Oostende leed groote schade; men was genoodzaakt in de nabijheid der stad eene kerk te bouwen in vervanging van die, welke de zee had ver nield. Het dorp Walravensyde werd ten gevolge derzelfde gebeurtenis verzwolgen. De jaren 1361, 1372, 1373, 1374, 1375, 1370 en 1377 kenmerkten hun loop door achtereenvolgende doorbraken. De jammer- lijkste dag was die, waarop in 1377 de Sint Vincentius-vloed plaats had. De zee sloeg op onderscheidene plaatsen gaten dwars door de duinen en overweldigde de stad Oostende en het gehecle omliggende land. Ten einde de stad, die voor een gedeelte !n puin lag, te kunnen herbouwen, waren de inwoners verplicht, zich van hot vrije van Brugge uitgebreide landerijen aan te schallen, gelegen langs de dijken, welke de overheden van Brugge hadden doen aan leggen, om deze stad voor het invallen dei- zee te vrijwaren. Tengevolge van denzelfden storm, namelijk die van 1377, had de ver schrikkelijke gebeurtenis plaats, waarbij tusschen Vlissingen en Breskens het eiland Keerzand, het eiland Schoonveld en al de eilandjes in de Wester-Schelde gelegen on derliepen. Deze streek, thans bekend omlei den naam van verdronken landen, bevatte eertijds de stad Piet en negentien dorpen van welke zich alleen de Burgt Biervliet heeft kunnen staande houden. Reeds cenigcn tijd vóór dit onheil plaats vond, werd de noor delijke kust van het eiland Walcheren onder de wateren bedolven en hiermede de tempel der godin Nehalennia, gelegen op een klei nen afstand van het tegenwoordige dorp Domburg (eertijds eene stad) en in de nabij heid van het oude kasteel Westhove, dat beschaduwd wordt door een prachtigen, negen eeuwen ouden lindeboom. De lieer Boddaert is de gelukkige bezitter van dit schoone landgoed. In de omstreken van Domburg, dat tegen woordig een lieve badplaats is, vindt men don kolossalen Westkapelsclien dijk, welken de vreemde ingenieurs vaak komen bewonderen Hij wordt met recht een model-werk ge noemd. Indien al de zeedijken in Holland en Zeeland in denzelfden staat van zeker heid waren aangelegd geworden, zou men gewis niet zoo gaaf het volgende gezegde voor waar aannemen: Holland, bolland, Zeeland, geen land. Ik houd mij aan den Heikant, De 15e eeuw bracht niet minder dan vijf en twintig overstroomingen. De storm van 1404 veroorzaakte veel schade en die van 1421 was voor de stad Oostende een ware ramp. Het was ook tengevolge van dezen laatsten geweldigen storm, dat in Holland twee en zeventig dorpen onderliepen en hon derd duizend menschen verdronken ter plaatse, waar zich thans de Biesbosch be vindt. Slechts één kind, een meisje, en een kat werden in een wieg aangespoeld aan den Dordrechtschen wal. (Kinderdijk.) Men gaf dit kind den naam van Beatrix. Waar schijnlijk tor gedachtenis aan de Beatrix, welke Dante heeft vereeuwigd. De laatste jaren der 15e eeuw, 1495, 1497

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1877 | | pagina 1