°1rmöedeT° NIEUWS- El IDMERTEiTiEBLiD VAN WESTELIJIZEEUWSCH-VLAANOEREN. N°. 76. Zestiende jaargang. A". 187' a«' 17 December. smischswboiad Dit weekblad verschijnt iederen Vrijdag Prijs per drie maanden 1. Afzonderlijke nommers 7 cents. Prijs (fe? advertentiëuvan 15 regels CO c-cnt elke regel meer 7 y2 cent. Groote letters naar het ge tal gewone regels die zij heslaan. Ingezonden Stukken en Brieven de Redactie betreffende benevens Advertentiën (uiterlijk des Donderdags avonds 4 ure) en gewone Berichten of Mededeelingen van Correspondenten, te bezorgen bij den Uitgever dezes, alles FRANCO. Die zich met lc Januari op dit Weekblad abonnerenontvangen de tot aan dien datum verschijnende nummers GRATIS. Vervolg.) Tuen ik ineen vorig artikel, over «ar moede" het een en ander ternederschroef en een beroep deed op de edelste der Orislelijke deugden, op de weldadigheid, kon ik mij bepalen tot het maken eener vergelijking tusschen het léven van hen, die het wel gaat in de wereld en dat van hen die, vooral in dit barre saizoen, aan al lerlei ellende en ontbering zijn blootge steld; van harte wil ik hopen dat de ijzige winterstorm en de nijpende koude aan mijne woorden eenigon klem mogen bebbeu bijgezel en dat er tijdelijk in vele arme huisgezinnen eenige verademing moge aangebracht zijn in dien harden strijd tegen honger en koude. Wanneer ik nu aan mijn vorig opstel eenige uitbreiding wil geven, dan stel ik mij niet voor in diepzinnige beschouwin gen te treden over dat onderwerp en vlei ik mij dvenmin eeiiig nieuw licht te zullen aanbrengen omtrent eene zaak, waarover ook in Nederland zóó oneindig veel is geschre ven, omdat het eerste zeer onpractisch in dezen wezen zou en ik mij voor het laatste thans bij een pas aangevangen studie over een zóg uitgebreid onderwerp, niet in staat reken. Zoo eenvoudig en bevat telijk mogelijk wensch ik alleen hier na- tegaan, wat armoede is, welke hare oor zaken zijn en hoedanig do stelsels van armenzorg die deze zwarte plek in onze maatschappij trachten wegte nemen Bij bijna alle volken en ten alle tijde heeft men getracht de armoede, waar zij zich vertoonde, te lenigen en men werd daartoe gedreven door de voorschriften van godsdienst en door die menschen - liefde, die het lijden van den medemensch niet gevoelloos kon zien voortduren; wij zullen spoedig zien hoe deze drijfveer ook in onze stelsels van armenzorg niet te loochenen valt, maar tevens hoe die ge heel onvoldoende is en vaak geheel an ders werkt als bedoeld werd. In onze eeuw is het weggelegd geweest voor de Staathuishoudkunde, eene betrekkelijk nog jonge wetenschap om meer en beter te doen; zij wil de ar moede als maatschappelijk versehijnsel zoe ken te verklaren, te bestrijden en zoo mo gelijk te doen ophouden. Eene aan alle vereischten voldoende om schrijving van dien toestand «armoede" to geven, is niet zoo gemakkelijk als men oppervlakkig meeaen zou waar men die aanduidt als «het verschij nsel in de maatschappij dat een aan tal van hare leden doorgaans ge brek hebben aan het noodige tot vervulling van de eerste behoeften des levens," komt men wellicht nog het meest nabij eene juiste verklaring. Het moet immers al dadelijk in het oog vallen dat bij slechts enkele volken deze omschrijving in gelijken zin zal kun nen worden opgevat, waar de behoeften van de lagere klassen zelfs in de verschil lende streken van ons werelddeel onein dig uiteeoloopen men denke zigh bv. de groote eischen die een Engelsch werk man stelt, wat voeding en huisvesting betreft en daartegenover de hoogst sobere kost die dezelfde klasse van menschen in het Zuiden van Europa, in Spanje en Napels bv. in 't leven houdt, terwijl op hunne beurt deze laatsten weèr zeer veel- eischend zullen schijnen tegenover de Javanen en de meeste andere stammen, die onze koloniën bewonen. Het klimaat en de meer of minder groote vruchtbaarheid van den bodem oefenen dus een zeer grooten invloed uit op het begrip dat men zich van armoede te maken heeft en ongetwijfeld ook de veranderde tijden, al wordt het mijns in ziens eenigszins overdreven, waar onze Staathuishoudkundigen den twijfel opperen óf onze werklieden wel zouden willen ruilen met den rijkdom en de pracht van de Koningen van Griekenland, zooals die in de grijze oudheid door de dichters worden bezongen. Nog ééne opmerking vinde hier haar plaats. Men heeft dikwijls de aandacht gevestigd op het feit dat bij de volken, die wat welvaart en beschaving aangaat het hoogst in Europa staan aangeschreven de armoede, het ergst schijnt te zijn; in de eerste plaats vergete men niet, dat juist bij de meest beschaafde natiën, de dringende behoefte aan zorg voor do armen, de noodzakelijkheid om die noodlottige kwaal onzer hedendaagsche maatschappij te bekampen en dus om haar goed onder de oogen te zien en in haren vollen omvang te leeren kennen, heeft gemaakt dat het volle licht, heeft geschenen op die donkere, zieke plek in onze zamenleving en in de tweede "plaats laat het zich ver klaren dat bij een volk, waar de welvaart, fortuinen doet verzamelen en schatten opeen hoopt, de toestand van hen, die zelfs aan het allernoodigste gebrek hebben, te scherper in het oog valt. Bij de zwervende volkeren, bij de on beschaafde wilden waar armoede de gewone toestand is en de dagelijksche behoeften zeer gering zijn, daar valt zij niet in het oog, maar zal men «rijkdom" wel opmerken, al bestaat die dan ook slechts in eenige ossen of het weinige wat men van vermoorde vijanden heeft weten machtig te worden Waar d us de armoed e moest worden bestre den, daar heeft men in de allereerste plaats zich ten doel gesteld liet opsporen van hare oorzaken en, het behoeft niet gezegd te wor den, die zijn zóó velerlei, dat hetnietgemak- kclijk valt ze alle onder bepaalde rubrieken te brengen; de meest gewone splitsing is die welke twee hoofdafdeeüngen maakt, die waar de armoede het gevozg is van natuurlijke of toevallige oorzaken, waar die niet aan 's menschen toedoen kan worden geweten en die waar zij geheel en al voorkomt als door de schuld der menschen in het leven te zijn geroepen, als: eigenwillige; zeer te betreuren is zeker het feit dat de ondervinding heeft geleerd dat de armoede in de meeste ge vallen hare oorzaken geeft in de laatste categorie en het gevolg is van gebrek aan overleg, spilzucht, luiheid en het toegeven aan allerlei hartstochten en ondeugden. Wat men onder natuurlijke oorzaken te verstaan hebben is duidelijkde grondoorzaak, die wel de meest natuurlijke zal wezen, is de versch eidenheid van gaven en vermogens, waarmede de eene mensch hoven den ander is bedeeld/bui tengewone aanleg en genie kunnen een kapitaal wezen van gi-ooter voordeel als zakken met klinkende munt; doch ook deze kunnen soms niet voorkomen dat een braaf en oppassend man, door de afgunst en boosheid zijner vijanden, of dooronvoorziene gebeurlenissen wordt in armoede gestort; dan komen brand, misgewas, veepest of andere natuurkrachten, ligchaamsgebreken, ouderdomen zoovele andere rampen die niet te keeren zijn, als evenzoovelé toe vallige of natuurlijke oorzaken van armoede voor. Waar wij er op wezen hoe de zooge naamde «eigenwillige" oorzaken van ar moede, de meest voorkomende zijn mag het niet onvermeld blijven dat de hooge- re standen in vele opzichten daarvan de schuld dragen; het is zeer juist aange toond in eene uitgewerkte studie over den toestand van het armwezen in Mid delburg, hoe het voorbeeld van den zoo- genaamden beschaafden stand in de maat schappij met eene opvoeding en middelen, die men niet mei die van den arme kan vergelijken, vaak alles behalve veredelend en verheffend op de lagere klassen werkt en hoe dikwijls de onkunde, de zedeloos heid, de listen, het gebrek aan godsdienst zin of de dwaalbegrippen der armen van die hooger geplaatsten afkomstig zijn. Met het oog op zoovele en zoo onder scheidene oorzaken van armoede, moet men er wel aan wanhopen, om haar geheel en al uit 'de maatschappij te zullen kunen

Krantenbank Zeeland

Sluisch Weekblad | 1875 | | pagina 1